Vragen van de leden De Jong en Wilders (beiden PVV) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Pensioenfondsen dicht bij korten» (ingezonden 16 juli 2018).

Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 20 augustus 2018).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Pensioenfondsen dicht bij korten»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat het onbegrijpelijk en onacceptabel is dat, terwijl pensioenfondsen een buffer hebben van 1.300 miljard euro, er kortingen dreigen voor miljoenen Nederlanders?

Antwoord 2

Het Nederlandse stelsel van aanvullende pensioenen is gebaseerd op kapitaaldekking. Dat wil zeggen dat er geld wordt gespaard voor de toekomstige pensioenuitkeringen. De Nederlandse pensioenfondsen beschikken momenteel over ruim € 1.300 miljard aan gespaard vermogen. Tegenover dat gespaarde vermogen staan echter toezeggingen aan de deelnemers van ongeveer dezelfde orde van grootte. De gemiddelde actuele dekkingsgraad bedroeg eind juni circa 108%. Dit is ruim onder het vereist eigen vermogen (vev) waar fondsen aan moeten voldoen (gemiddeld 130%). Fondsen beschikken daarmee over onvoldoende buffers om de pensioentoezeggingen ook werkelijk met een hoge mate van zekerheid waar te kunnen maken.

Bij de huidige dekkingsgraden is de kans beperkt dat er volgend jaar fondsen zullen moeten korten. Tegelijkertijd blijft de financiële situatie van de fondsen kritiek. Indien een pensioenfonds vijf jaar achtereen een dekkingsgraad heeft onder het minimum vereist eigen vermogen (mvev, circa 105%), dan dient het maatregelen te nemen waardoor de dekkingsgraad in één keer wordt teruggebracht op het niveau van het minimum vereist vermogen. Voor zover het daarbij gaat om een korting, mag deze worden uitgesmeerd over maximaal tien jaar. Als de financiële positie van de fondsen de komende jaren niet verbetert, is de kans reëel dat een deel van de fondsen in 2020 een korting moet doorvoeren.

Vraag 3

Wanneer gaat u nu eens inzien dat door het hanteren van onnodig lage rekenrentes pensioenfondsen zich onterecht arm moeten rekenen, met als gevolg dat pensioendeelnemers al jaren door uitblijven van indexatie en dreiging van kortingen de dupe zijn? Bent u bereid ervoor te zorgen dat pensioenfondsen voortaan kunnen rekenen met een realistische rekenrente om onnodige kortingen te voorkomen?

Antwoord 3

Nee, daar ben ik niet toe bereid. De rente in ontwikkelde economieën is sinds de jaren »80 trendmatig gedaald. Dit hangt onder meer samen met de afname van de inflatie en van de economische groei en met veranderingen in de leeftijdsopbouw van de bevolking. De rente is op dit moment op een historisch laag niveau. Die lage rente is een reëel en internationaal fenomeen, waar pensioenuitvoerders wereldwijd mee worden geconfronteerd. Een lage rente maakt het opbouwen van een pensioen duurder.

Het verhogen van de rekenrente heeft als gevolg dat een deel van het pensioenvermogen dat nu is gereserveerd voor de financiering van het toekomstige pensioen van jongeren, op de korte termijn gebruikt kan worden voor de indexatie van het pensioen. Dat komt met name ten goede aan oudere deelnemers. Als de werkelijke rente echter niet op korte termijn stijgt tot boven de gekozen rekenrente, resulteert er een tekort voor toekomstige gepensioneerden.

Het verhogen van de rekenrente zorgt er voor dat er meer geld wordt uitgekeerd, terwijl de werkelijke financiële positie van de pensioenfondsen niet verbetert.

Vraag 4

Deelt u de mening dat het korten op pensioenen absoluut niet aan de orde zou moeten zijn? Zo ja, bent u bereid u hiertegen te verzetten en alles in het werk te stellen om pensioenkortingen te voorkomen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 4

Het verlagen van pensioenaanspraken is een pijnlijke aangelegenheid voor de deelnemers. Mede daarom stelt de Pensioenwet dat kortingen een ultimum remedium zijn. Het nieuwe financieel toetsingskader dat per 1 januari 2015 in werking is getreden, biedt fondsen de ruimte om financiële schokken binnen tien jaar op te vangen. Indien het naar verwachting niet mogelijk is om een tekort in tien jaar weg te werken, dient een korting te worden doorgevoerd. Doordat deze kortingen over een periode van maximaal tien jaar kunnen worden uitgesmeerd, blijft de hoogte van eventuele kortingen beperkt. Ik ben van mening dat het financieel toetsingskader hiermee een goed evenwicht biedt tussen een stabiele pensioenuitkering en de financiële houdbaarheid van de pensioenregeling.

Zoals u weet, hecht het kabinet belang aan een vernieuwing van het pensioenstelsel, waarvan in het regeerakkoord de contouren zijn geschetst (in lijn met eerdere publicaties van de SER). Daarbij wordt ook een nieuw pensioencontract voorgesteld. Een nieuwe pensioenovereenkomst schept andere mogelijkheden om met de afweging tussen premie, risico en ambitie om te gaan. Een overgang naar een nieuw type overeenkomst zal de werkelijkheid echter niet wijzigen en zal dan ook niet leiden tot een verbeterde financiële positie van een pensioenfonds.

Naar boven