Vragen van de leden Sjoerdsma (D66), Van Helvert (CDA), Voordewind (ChristenUnie), Ten Broeke (VVD), Van Ojik (GroenLinks), Ploumen (PvdA) en Karabulut (SP) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de inning Eritrese diasporabelasting nadat de Tijdelijk Zaakgelastigde persona non grata is verklaard (ingezonden 15 juni 2018).

Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 26 juli 2018).

Vraag 1

Kunt u zich herinneren dat uw voorganger de Tijdelijk Zaakgelastigde van het Eritrese ambassadekantoor in Den Haag op dinsdag 16 januari 2018 tot persona non grata heeft verklaard?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Is sindsdien een nieuwe (Tijdelijk) Zaakgelastigde aangesteld?

Antwoord 2

Nee.

Vraag 3

Is sindsdien de problematiek rondom de dwangmatige inning van diasporabelasting door de Eritrese overheid bij de Eritrese gemeenschap in Nederland toe- of afgenomen? Is het aantal aangiftes omtrent dergelijke praktijken toe- of afgenomen? Is het aantal zaken dat door het openbaar ministerie (OM) wordt opgepakt toe- of afgenomen? Kunt u dit cijfermatig onderbouwen?

Antwoord 3

Zoals aangegeven in het schriftelijk overleg (Kamerstuk 22 831, nr. 131) is het voor een inschatting van de problematiek van belang dat personen uit de Eritrese gemeenschap aangifte doen als ze dwang of bedreiging ervaren bij de inning van diasporabelasting. De politie registreert en onderzoekt de meldingen en stuurt ze (in geval van een aangifte van strafbare feiten) door naar het Openbaar Ministerie (OM), die vervolgens bepaalt of vervolging wordt ingesteld.

Er zijn in dat licht geen aanwijzingen dat gevallen van (vermeende) dwangmatige inning van diasporabelasting zijn toe- of afgenomen sinds het schriftelijk overleg hierover op 27 november 2017 (zie het verslag, Kamerstuk 22 831, nr. 131). Voor nadere informatie over de procedure en registratie van aangiften zij verwezen naar het genoemde verslag.

Het kabinet onderzoekt momenteel de mogelijkheden met betrekking tot een verbod op diasporabelasting in Nederland, conform de motie van de leden Karabulut en van Ojik (Kamerstuk 22 831, nr. 133). Op dit moment wordt gezocht naar een onderzoeksinstelling die het onderzoek kan verrichten. Het kabinet wil niet op het onderzoek vooruitlopen en zal de Kamer zo spoedig mogelijk informeren als de uitkomst van het onderzoek bekend is.

Vraag 4

Indien u niet concreet kunt aangeven in hoeverre de problematiek rondom de dwangmatige inning van diasporabelasting is toe- of afgenomen, hoe monitort u dan het effect van een dergelijk zwaar diplomatiek middel dat afgelopen januari is ingezet?

Antwoord 4

In het verlengde van het antwoord op vraag 3 is moeilijk te beoordelen of de diplomatieke maatregel effect heeft gehad op de (vermeende) dwangmatige inning van diasporabelasting als er geen of zeer beperkt aangifte plaatsvindt.

Het kabinet nam de maatregel, die in het diplomatieke verkeer inderdaad geldt als een bijzonder zwaar middel, met als doel om een stevig diplomatiek signaal af te geven aan de Eritrese autoriteiten over de (vermeende) wijze waarop de diasporabelasting wordt geïnd. Het kabinet had in aanloop naar de maatregel al meerdere pogingen ondernomen om het begrip te vergroten bij de Eritrese autoriteiten voor de grote Nederlandse politieke en maatschappelijke onrust over onder meer de (vermeende) wijze waarop de diasporabelasting wordt geïnd.

Sinds de maatregel heeft er op diplomatiek niveau een aantal gesprekken plaatsgevonden en heeft de Eritrese overheid aanvullende informatie gedeeld over de diasporabelasting en de wijze van heffing en inning. In die gesprekken heeft Eritrea het standpunt herhaald dat zij met de heffing en wijze van inning binnen de kaders van de Nederlandse wet- en regelgeving opereert en bereidheid getoond om in gesprek te blijven over de Nederlandse zorgen. Aan het Nederlandse verzoek om geen hoge regeringsfunctionaris uit Asmara af te vaardigen naar twee Eritrese bijeenkomsten in Nederland heeft Eritrea gehoor gegeven. Het kabinet zal deze dialoog met Eritrea voortzetten en zal druk blijven uitoefenen op de Eritrese ambassade in Brussel (mede-geaccrediteerd in Nederland) om de onwenselijkheid van deze diasporabelasting te benadrukken.

Vraag 5

Kunt u zich de brief van uw voorganger van 15 december 2016 herinneren, waarin werd gesteld dat er noodzaak is tot het vergroten van de aangiftebereidheid onder Eritreeërs en dat wantrouwen en onwetendheid van Eritreeërs jegens de politie hiertoe een belangrijke belemmering vormt? Op welke wijze voorziet u Eritreeërs in Nederland van informatievoorziening om de aangiftebereidheid te vergroten? Tot welk resultaat heeft dit sinds 15 december 2016 geleid?

Antwoord 5

Ja. Er is door het Kennisplatform Integratie en Samenleving in augustus 2017 een handreiking voor gemeenten gepubliceerd met informatie over de Eritrese gemeenschap. De handreiking adviseert gemeenten om de aangiftebereidheid binnen de Eritrese gemeenschap actief te stimuleren, indien blijkt dat daar gegronde aanleiding voor is. Daarnaast heeft de Expertise Unit Sociale Stabiliteit, conform de toezegging in de brief van 15 december 2016, een netwerk opgebouwd binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland. Gemeenten worden actief in contact gebracht met dit netwerk voor advies en informatie over zaken die leven binnen de Eritrese gemeenschap.

Vraag 6

Bent u nog steeds van mening dat het niet wenselijk is een centraal meldpunt in te stellen voor Eritreeërs om problemen rondom dwangmatige belastinginning te kunnen melden, zoals bedreiging en afpersing? Zo ja, waarom?

Antwoord 6

Het Kabinet is nog steeds van mening dat een speciaal meldpunt voor Eritreeërs niet nodig is. De Ministeries van Justitie en Veiligheid en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid achten een dergelijk meldpunt geen zinvolle of doelmatige aanvulling op de bestaande mogelijkheden. In plaats van een nieuw meldpunt in het leven te roepen zetten de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Justitie en Veiligheid in op het wijzen op de mogelijkheden rondom de gang naar de politie. Met de in vraag 5 beschreven maatregelen willen de twee ministeries bewustwording en aangiftebereid vergroten binnen de Eritrese gemeenschap.

Naar boven