Vragen van het lid Van Oosten (VVD) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het bericht «Het no cure no pay-verbod binnen de advocatuur moet worden opgeheven» (ingezonden 26 juni 2018).

Mededeling van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 18 juli 2018).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «Het no cure no pay-verbod binnen de advocatuur moet worden opgeheven»?1 Wat is uw reactie op dit artikel?

Vraag 2

In hoeverre kan «no cure no pay» in de advocatuur gunstige gevolgen hebben voor de kosten van de advocatuur en voor de toegang tot het recht?

Vraag 3

Kunt u een overzicht geven van andere Europese landen die geen verbod op «no cure no pay» hebben? Wat zijn de effecten in die landen op de kosten van de advocatuur en de toegang tot het recht?

Vraag 4

Hoe verloopt de proef die momenteel loopt over «no cure no pay» bij letselschade- en overlijdensschadezaken? Klopt het dat deze proef per 1 januari 2019 stopt? Bent u bereid de proef voort te zetten?

Vraag 5

Zou «no cure no pay» ook bij andere rechtsgebieden nuttig kunnen zijn? Zo nee, waarom niet?

Mededeling

Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Oosten (VVD) van uw Kamer aan de Minister voor Rechtsbescherming over het bericht «Het no cure no pay-verbod binnen de advocatuur moet worden opgeheven» (ingezonden 26 juni 2018) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.

Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


X Noot
1

Trouw, 19 juni 2018

Naar boven