Vragen van de leden Bergkamp en Groothuizen (beiden D66) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Justitie en Veiligheid over de uitvoering van het Besluit zorgvuldig onderzoek verweesde werken (ingezonden 28 mei 2018).

Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) mede namens de Minister voor Rechtsbescherming (ontvangen 6 juli 2018).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Gemeente-archieven halen massaal foto’s offline na vonnis»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

In welke gevallen mag een Nederlandse archiefinstelling die valt onder de Archiefwet een werk, zoals bedoeld in artikel 1 van de Auteurswet, verveelvoudigen en openbaar maken? Kunt u in dat antwoord specifiek ingaan op het openbaar maken van die werken op de websites van die archiefinstellingen? Kunt u deze vragen ook beantwoorden voor Nederlandse archiefinstellingen die archieven en collecties beheren die openbaar zijn, maar niet onder de Archiefwet vallen?

Antwoord 2

Voorop staat dat op grond van artikel 1 van de Auteurswet degene die een auteursrechtelijk beschermd werk wil verveelvoudigen of openbaar maken daarvoor toestemming nodig heeft van de auteursrechthebbende van het werk. Dit is slechts anders indien de verveelvoudiger of openbaarmaker een geslaagd beroep kan doen op een in de Auteurswet opgenomen exceptie.

Is dat het geval dan kan de verveelvoudiging of openbaarmaking zonder toestemming van de rechthebbende plaatsvinden.

Of een archiefinstelling onder de Archiefwet valt is niet relevant voor de toepassing van een auteursrechtexceptie. Wel relevant is of de archiefinstelling niet het behalen van een direct of indirect economisch of commercieel voordeel nastreeft en, afhankelijk van op welke exceptie een beroep wordt gedaan, of de verveelvoudiging of openbaarmaking geschiedt in het kader van de uitoefening van een publieke taak. Een archiefbewaarplaats als bedoeld in de Archiefwet zal hieraan in de regel wel voldoen. De volgende auteursrecht-excepties zijn relevant voor erfgoedinstellingen, waaronder archieven:

Artikel 15h (on-site raadpleging via een terminal)

Archiefinstellingen mogen auteursrechtelijk beschermde werken in hun collectie openbaar maken zonder toestemming van de auteursrechthebbenden van die werken, door deze werken beschikbaar te stellen aan individuele leden van hun publiek voor onderzoek of privéstudie via een besloten netwerk op daarvoor bestemde terminals in de gebouwen van die instellingen.

Artikel 16n (restauratie)

Archiefinstellingen mogen auteursrechtelijk beschermde werken in hun collectie verveelvoudigen zonder toestemming van de auteursrechthebbende, indien dit geschiedt met als enige doel:

  • 1. het exemplaar van het werk te restaureren;

  • 2. bij dreiging van verval van het exemplaar van het werk een verveelvoudiging daarvan te behouden voor de instelling;

  • 3. het werk raadpleegbaar te houden als de technologie waarmee het toegankelijk gemaakt kan worden in onbruik raakt.

Artikel 16o e.v. (verweesde werken)

Archiefinstellingen mogen onder bepaalde voorwaarden auteursrechtelijk beschermde boeken, kranten, magazines, dagbladen, tijdschriften, audiovisuele werken en fonogrammen die permanent deel uit maken van hun collectie openbaar maken door deze beschikbaar te stellen voor het publiek op een openbaar toegankelijke website. Het gaat daarbij om zogeheten verweesde werken. Verweesde werken zijn werken waarvan de rechthebbende na een zorgvuldig onderzoek als bedoeld in artikel 16p van de Auteurswet niet is op te sporen. Daarbij geldt de voorwaarde dat de reproductie en beschikbaarstelling geschiedt in het kader van de uitoefening van een publieke taak, in het bijzonder het behouden en restaureren van de werken en het verstrekken van voor culturele en onderwijsdoeleinden bestemde toegang tot de werken uit de eigen verzameling van de archiefinstelling.

Vraag 3

In welke van de hiervoor genoemde gevallen kan die Nederlandse archiefinstelling dat doen zonder voorafgaande toestemming van de auteursrechthebbende?

Antwoord 3

Hiervoor verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.

Vraag 4

In welke gevallen is het Besluit zorgvuldig onderzoek verweesde werken2 op Nederlandse archiefinstellingen van toepassing en maken zij daardoor geen inbreuk op het auteursrecht van een werk?

Antwoord 4

Het Besluit zorgvuldig onderzoek verweesde werken is van toepassing als een archief een beroep wil doen op de verweesde werken auteursrechtexceptie van artikel 16o Aw e.v. en het werk waarvan de rechthebbende moet worden opgespoord voor het eerst in Nederland openbaar is gemaakt, of bij gebreke van een eerste openbaarmaking met toestemming van de rechthebbende in de collectie van de Nederlandse erfgoedinstelling is opgenomen. Indien onderzocht wordt of een filmwerk verweesd is, dan geldt dat het Besluit zorgvuldig onderzoek verweesde werken van toepassing is, indien de producent zijn zetel of gewone woonplaats in Nederland heeft.

Ingevolge artikel 16p, zesde lid, Aw kan een zorgvuldig onderzoek achterwege blijven, indien het werk al als verweesd werk staat geregistreerd in de databank van het Europees bureau voor intellectueel eigendom (EUIPO). In dat geval is het zorgvuldig onderzoek al verricht door een andere erfgoedinstelling.

Vraag 5

Aan welke eisen moet dat zorgvuldig onderzoek naar de rechthebbende van een auteursrechtelijk werk voldoen, alvorens een Nederlandse archiefinstelling een auteursrechtelijk werk kan verveelvoudigen en openbaar maken zonder inbreuk te maken op het auteursrecht op dat werk? Kunt u in dat antwoord specifiek ingaan op het openbaar maken van die werken op de websites van die archiefinstellingen?

Antwoord 5

Het zorgvuldig onderzoek om vast te stellen of een werk verweesd is, is niet afhankelijk van het soort instelling die het werk openbaar wil maken, maar hangt af van het soort werk. Zoals hiervoor is vermeld, hangt het in beginsel van de lidstaat van eerste openbaarmaking van het werk af waar het zorgvuldige onderzoek moet worden uitgevoerd.

Indien het onderzoek in Nederland plaatsvindt, dienen alle in het Besluit zorgvuldig onderzoek verweesde werken voor de desbetreffende categorie werken genoemde bronnen te worden geraadpleegd. Het gaat daarbij om de volgende categorieën:

  • 1. gepubliceerde boeken,

  • 2. kranten, magazines, dagbladen en tijdschriften en

  • 3. visuele werken opgenomen in een van de voorgaande categorieën werken

  • 4. audiovisuele werken en fonogrammen.

Voor gepubliceerde boeken gaat het om:

  • 1°. de nationale bibliotheekverzameling van de Koninklijke Bibliotheek, bedoeld in artikel 1.5, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en catalogi van openbare bibliotheken en bibliotheken van universiteiten;

  • 2°. databanken van verenigingen van uitgevers en schrijvers;

  • 3°. databanken en registers van schrijvers, artiesten en hun houders van auteursrechten;

  • 4°. de databank van het internationaal standaardnummer voor boeken en andere databanken die in druk verschenen boeken catalogiseren;

  • 5°. databanken van de desbetreffende organisaties voor collectief auteursrechtenbeheer, organisaties die reproductierechten beheren in het bijzonder; en

  • databanken en registers die virtuele internationale trefwoordenlijsten en toegankelijke registers van informatie over rechten en verweesde werken omvatten;

Voor kranten, magazines, dagbladen en tijdschriften gaat het om:

  • 1°. de bronnen genoemd onder a, onderdelen 1 en 5;

  • 2°. de databank voor periodieke publicaties van het internationaal standaardnummer voor seriële publicaties; en

  • 3°. databanken van verenigingen van uitgevers, auteurs en journalisten;

Voor visuele werken die zijn opgenomen in de hiervoor genoemde categorieën werken gaat het om:

  • 1°. de bronnen genoemd onder a en b;

  • 2°. databanken van verenigingen van makers van visuele werken;

  • 3°. databanken van de desbetreffende organisaties voor collectief auteursrechtenbeheer, voor visuele kunsten in het bijzonder en met inbegrip van organisaties die reproductierechten beheren; en

  • 4°. voor zover van toepassing databanken van beeld- of fotoagentschappen;

Voor audiovisuele werken en fonogrammen gaat het om:

  • 1°. het media-archief dat door een door de Minister van OCW aangewezen instelling op grond van de Mediawet 2008 in stand wordt gehouden (het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid);

  • 2°. databanken van verenigingen van producenten of van andere relevante verenigingen die bij deze werken een specifieke categorie van rechthebbenden vertegenwoordigen;

  • 3°. databanken van instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed en openbare bibliotheken;

  • 4°. databanken met desbetreffende standaarden en identificatiecodes zoals internationaal standaardnummer voor audiovisueel materiaal, internationale standaardcode voor muziekwerken en internationale standaardcode voor geluidsopnamen;

  • 5°. databanken van de desbetreffende organisaties voor collectief auteursrechtenbeheer, in het bijzonder voor auteurs, uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en audiovisuele producenten; en

  • 6°. informatie op de verpakking.

Als een erfgoedinstelling na het uitvoeren van het zorgvuldig onderzoek geen rechthebbende op het werk heeft kunnen achterhalen, verstrekt de archiefinstelling de volgende gegevens aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed:

  • a. de resultaten van het zorgvuldig onderzoek dat door de archiefinstelling is verricht en dat tot de conclusie heeft geleid dat het werk verweesd is;

  • b. de wijze waarop het werk zal worden gebruikt;

  • c. de contactgegevens van de archiefinstelling; en

  • d. voor zover van toepassing, iedere wijziging in de status van het werk.

Als de erfgoedinstelling wel een of meer, maar niet alle rechthebbenden heeft kunnen achterhalen, dan is een beroep op exceptie alleen toegestaan als de wel getraceerde rechthebbenden instemmen met de verveelvoudiging en openbaarmaking. Bij werken die niet eerder openbaar zijn gemaakt, geldt als voorwaarde dat redelijkerwijs aannemelijk moet zijn dat de rechthebbende zich niet tegen de reproductie en de beschikbaarstelling op internet zou verzetten.

Alleen visuele werken (zoals foto’s) die opgenomen zijn in boeken, kranten en tijdschriften vallen onder artikel 16o. Voor de online beschikbaarstelling van auteursrechtelijk beschermde losse foto’s dienen archieven dus in beginsel toestemming van de desbetreffende rechthebbenden te verkrijgen.

Vraag 6

Hanteren Nederlandse archiefinstellingen een gemeenschappelijk beleid ten aanzien van dat zorgvuldig onderzoek, alvorens een auteursrechtelijk werk online te publiceren en is dat in overeenstemming met het Besluit zorgvuldig onderzoek verweesde werken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Het Besluit zorgvuldig onderzoek verweesde werken bevat de vereisten waar het zorgvuldig onderzoek op grond van artikel 16p in ieder geval aan dient te voldoen. De archiefinstellingen zijn betrokken geweest bij de totstandkoming van het besluit. In aanvulling op het besluit hanteren de Nederlandse archiefinstellingen verder geen eigen gemeenschappelijk beleid ten aanzien van het zorgvuldig onderzoek.

Vraag 7

Kunt u, uitgesplitst naar de categorieën zoals genoemd in artikel 2 van het Besluit zorgvuldig onderzoek verweesde werken, aangeven om hoeveel auteursrechtelijke werken het gaat waarvoor deze Nederlandse instellingen een dergelijk onderzoek moeten verrichten?

Antwoord 7

The British Library gaat er na onderzoek vanuit dat 40% van de werken uit haar collectie mogelijk verweesd is.3 Er is geen onderzoek gedaan naar het aantal potentieel verweesde werken door Nederlandse archiefinstellingen. Ik kan hier daarom geen uitspraak over doen.

Tot op heden zijn er bij het «Nationaal loket Verweesde Werken» bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 802 onderzoeken gemeld. Hiervan hadden 781 onderzoeken betrekking op audiovisuele werken (door EYE) en 21 op geschreven werken (door de Koninklijke Bibliotheek).

Vraag 8

Wat zijn de administratieve lasten per zorgvuldig onderzoek die hierbij komen kijken en welke kosten zijn daaraan verbonden voor de Nederlandse archiefinstelling?

Antwoord 8

Op basis van informatie van EYE en de werkgroep auteursrecht van de Nederlandse erfgoedinstellingen4 blijkt dat de tijdsinvestering per zorgvuldig onderzoek kan variëren van enkele minuten tot enkele uren. Dit hangt o.a. af van voor welk type werk het onderzoek verricht moet worden en hoeveel en welke bronnen daarvoor moeten worden geraadpleegd. Ook speelt daarbij een rol of deze bronnen online te raadplegen zijn.

Vraag 9

Ziet u mogelijkheden om die administratieve lasten te verlagen?

Antwoord 9

Momenteel zijn organisaties uit 18 lidstaten in samenwerking met en onder financiering van de Europese Commissie bezig met de uitvoering het project EnDOW («Enhancing access to 20th Century cultural heritage through Distributed Orphan Works Clearance»).5 Dit project heeft als doel om het uitvoeren van de zorgvuldige zoektocht door erfgoedinstellingen te vergemakkelijken met een «online diligent search tool». Deze gebruiksvriendelijke tool is bedoeld voor alle erfgoedinstellingen in de Europese Unie en begeleidt hen bij de noodzakelijke stappen van de zorgvuldige zoektocht per lidstaat. Daarbij helpt de tool te bepalen of een werk al dan niet verweesd is. In deze tool zie ik een mogelijkheid om de administratieve lasten die gepaard gaan met het uitvoeren van de zorgvuldige zoektocht voor erfgoedinstellingen te verlagen.

De Richtlijn verweesde werken gaat uit van een zorgvuldig onderzoek per werk. Een dergelijke op het afzonderlijke werk en de daarbij betrokken rechthebbenden gerichte aanpak wordt door erfgoedinstellingen bij massadigitaliseringsprojecten als te arbeidsintensief ervaren. Ook voorafgaand aan de inwerkingtreding van de richtlijn is een aantal collectieve beheersorganisaties (cbo’s) bereid geweest om erfgoedinstellingen tegemoet te komen door hen een licentie te verstrekken waarbij zij een vrijwaring verlenen voor de beschikbaarstelling van werken van niet-aangesloten rechthebbenden. Nederland bevindt zich – mede dankzij deze licentiepraktijk – in vergelijking met de andere EU-lidstaten in de voorhoede als het gaat om digitale beschikbaarheid van het erfgoed. Erfgoedinstellingen maken echter nog steeds inbreuk op het auteursrecht van niet-aangesloten rechthebbenden: de vrijwaring geeft erfgoedinstellingen slechts de garantie dat de cbo hen tot een bepaald bedrag aan schade vrijwaart voor deze auteursrechtinbreuk.

Het voorgaande is onderkend door de Europese Commissie: in het richtlijnvoorstel Auteursrechten in de digitale eengemaakte markt (hierna DSM)6 stelt de Commissie voor om in het geval dat een werk niet (langer) in de handel verkrijgbaar is, het mogelijk te maken dat erfgoedinstellingen (waaronder niet-commerciële archieven) een licentie kunnen verkrijgen van een voor de rechthebbenden in kwestie representatieve cbo, waarbij de licentie ook geldt voor niet-aangesloten rechthebbenden. Op basis van deze zogeheten «verruimde collectieve licentie», ook wel bekend onder de Engelse afkorting ECL, kan het werk rechtmatig openbaar gemaakt worden. Daarnaast is op instigatie van de Raad van Ministers van de Europese Unie in het voorstel een grondslag opgenomen op basis waarvan lidstaten bij wet kunnen bepalen dat ook voor andere doeleinden verruimde collectieve licenties kunnen worden verstrekt door cbo’s. De Raad heeft inmiddels een algemene oriëntatie over het richtlijnvoorstel bereikt.7 De triloogonderhandelingen met het Europees parlement gaan naar verwachting onder het komende Oostenrijks voorzitterschap van start.

Vraag 10

Is er een evaluatie van de implementatie van de Europese richtlijn uitgevoerd één jaar na de inwerkingtreding ervan, zoals bedoeld in de nota van toelichting van het Besluit zorgvuldig onderzoek verweesde werken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn de uitkomsten van die evaluatie?

Antwoord 10

In de herzieningsbepaling van de richtlijn inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken staat dat de Europese Commissie in oktober 2015, en daarna jaarlijks, een verslag maakt over uitbreiding van de werking van de richtlijn met onder andere losstaande foto’s. Bij mijn weten heeft de Europese Commissie hier tot op heden geen opvolging aan gegeven. De reden daarvan is mij onbekend.


X Noot
4

Deze werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de grote erfgoedpartners: de Koninklijke Bibliotheek, het NA, de RCE, de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen, EYE en stichting Digitaal Erfgoed Nederland.

Naar boven