Vraag 2 t/m 9
Wat is uw reactie op de aanbeveling van de Kiesraad, die eerder in 2008 en 2015 kritisch
was over hulp in het stemhokje aan mensen met een verstandelijk beperking, om kiezers
met een verstandelijke beperking de mogelijkheid te bieden om zich bij het uitbrengen
van hun stem in het stemhokje te laten bijstaan door een lid van het stembureau?
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de Kiesraad dat het aanvaardbaar is dat met het
uitvoeren van hun aanbeveling iedere kiezer de mogelijkheid krijgt om hulp te verzoeken,
gezien het feit dat stembureauleden niet eenvoudig vast kunnen stellen of een persoon
daadwerkelijk een verstandelijke beperking heeft?
Vindt u, net als de Kiesraad, dat de afweging tussen stemvrijheid en stemgeheim enerzijds
en het ontvangen van hulp anderzijds aan de kiezer zelf is?
Herinnert u zich behandeling van het amendement-Bergkamp/Van der Staaij2, waarbij – gezien het feit dat het stembureau geen autoriteit is op het vaststellen
van een verstandelijke beperking – de mogelijkheid van willekeur, ongelijkheid en
het risico van verstoring van de orde in het stemlokaal wegens ongewenste discussies
aangedragen werden als redenen om het amendement te ontraden?
Hoe beoordeelt u deze argumentatie, in het licht van het uitgebrachte advies van de
Kiesraad?
Kunt u uiteenzetten hoe uw gesprekken, aangekondigd in uw brief van 20 maart 20183, tot nu toe zijn verlopen en of er voortgang geboekt is voor oplossingen van de door
u benoemde risico’s?
Deelt u de mening dat het van belang is dat verstandelijk gehandicapten, die zelfstandig
hun wil kunnen bepalen maar vanwege uiteenlopende redenen niet kunnen stemmen zonder
hulp, dat deze kiezers deze hulp geboden moet worden door een lid van het stembureau?
Bent u bereid vaart te maken met de gesprekken en, parallel aan deze gesprekken, te
werken aan een conceptwetsvoorstel met als doel een wijziging van de Kieswet om hulp
aan verstandelijk gehandicapten in het stemhokje mogelijk te maken?
Antwoord 2 t/m 9
In aanloop naar de verkiezingen van 21 maart jl. is wederom discussie ontstaan over
het geven van hulp bij het stemmen aan kiezers met een verstandelijke beperking. Mede
naar aanleiding van die hernieuwde
discussie zal het Ministerie van BZK, in overleg met (belangen)organisaties, de vraag
onderzoeken hoe kiezers met een verstandelijke beperking hulp zouden kunnen krijgen
om zelf in het stemhokje te stemmen. Dit heb ik toegezegd in de brief «Toegankelijkheid
van het verkiezingsproces» van 20 maart 20184.
Begin september vindt een rondetafelgesprek plaats met vertegenwoordigers van de betrokken
(belangen)organisaties waaronder het College voor de Rechten van de Mens, de Kiesraad
en Ieder(in). Zoals ik in mijn brief van 20 maart heb opgemerkt wil ik in dat gesprek
aandacht laten uitgaan naar de vraag of het risico op ongewenste beïnvloeding voldoende
kan afnemen als bijstand alleen wordt toegestaan door stembureauleden. Zij moeten
immers neutraal zijn5. Bovendien kan in de instructie voor stembureauleden uitgebreid aandacht worden besteed
aan het belang van neutraliteit.
Ook zijn de voorwaarden waaronder hulp geboden kan worden onderwerp van gesprek. Zoals
in de brief aan uw Kamer is gesteld moet bezien worden of de consequentie is dat hulp
in het stemhokje moet worden toegestaan aan iedere kiesgerechtigde die daarom vraagt.
Het stembureau is immers geen autoriteit die kan vaststellen of een kiezer al dan
geen verstandelijke beperking heeft.
Ik verwacht de Kamer voor het einde van dit jaar over de uitkomsten van die gesprekken
te informeren. Daarbij betrek ik uiteraard ook het evaluatieadvies van de Kiesraad.