Vragen van de leden Van Oosten en ArnoRutte (beiden VVD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het stilleggen van een strafzaak omdat de voortgang door toedoen van het openbaar ministerie te traag verliep (ingezonden 30 mei 2018).

Mededeling van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 22 juni 2018).

Vraag 1

Bent u ook onaangenaam verrast over het feit dat een strafzaak is stilgelegd doordat het te traag is verlopen?1

Vraag 2

Wat vindt u ervan als maatschappelijke onaanvaardbare gedragingen, zoals dronken rijden, niet meer kunnen worden vervolgd door het te trage verloop van het proces?

Vraag 3

Over welke «planningsproblemen» spreekt de betreffende officier van justitie en welke stappen zijn gezet om deze problematiek op te lossen?

Vraag 4

Hoe kan het dat een strafproces zodanig traag verloopt dat een verdachte van twee misdrijven uiteindelijk helemaal niet meer kan worden vervolgd?

Vraag 5

Welke maatregelen neemt u om te voorkomen dat nogmaals strafzaken worden stilgelegd doordat beginselen van een behoorlijke procesorde in het geding zouden zijn?

Vraag 6

Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het wetgevingsoverleg op 20 juni 2018 over het jaarverslag van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zodat de antwoorden kunnen worden meegenomen bij de bespreking van de bevindingen van de Algemene Rekenkamer over de voorraad aan strafzaken bij het openbaar ministerie?

Mededeling

Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Van Oosten en Arno Rutte (beiden VVD) van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het stilleggen van een strafzaak omdat de voortgang door toedoen van het openbaar ministerie te traag verliep (ingezonden 30 mei 2018) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.

Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.

Naar boven