Vragen van het lid Van Dam (CDA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Wijkagent als gatenvuller» (ingezonden 30 april 2018).

Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 12 juni 2018).

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van bijgaand – onlangs aan mij gericht en door mij geanonimiseerd – mailbericht genaamd «wijkagent als gatenvuller»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3

Klopt het dat binnen de politie – op basis van het inrichtingsplan – de norm geldt dat wijkagenten minimaal 80% van hun arbeidstijd binnen hun wijk werkzaamheden moeten kunnen verrichten? Deelt u de mening dat noodhulpdiensten daar niet onder zouden moeten vallen?

Herkent u dat de inzet van wijkagenten voor andere werkzaamheden dan het eigenlijke wijkagenten-werk in hun wijk, veelvuldig plaatsvindt? Deelt u de mening dat deze ontwikkeling in hoge mate een bedreiging is voor het functioneren van de wijkagent in zijn of haar wijk en voor het functioneren van de politie in wijken?

Antwoord 2, 3

De wijkagent heeft een sleutelpositie in het basisteam en bij de oriëntatie op probleem- en wijkgericht werken. Hij/zij moet in staat gesteld worden om deze functie zo goed mogelijk uit te kunnen oefenen. In het besluit Wijkagenten en het Referentiekader gebiedsgebonden politie (onderlegger bij het inrichtingsplan) is opgenomen dat wijkagenten 80% van hun tijd in of voor hun wijk actief zijn.

In algemene zin is het signaal dat wijkagenten ook voor andere werkzaamheden worden ingezet mij bekend. Zoals ik u in december jl. heb gemeld in het voortgangsbericht vorming Nationale Politie2 concludeert de Inspectie Justitie en Veiligheid in haar rapport Modernisering Gebiedsgebonden politiezorg dat er een cultuuromslag nodig is om de focus op «vooral» incidentafhandeling om te zetten naar een oriëntatie op probleem- en wijkgericht werken. Dit blijft geconcentreerde aandacht en inzet vragen. Hiervoor heeft de politie in afstemming met de gezagen een ontwikkelagenda Gebiedsgebonden politiezorg (GGP) opgesteld.

Met de inzet van specifieke maatregelen, de uitwerking van het regeerakkoord, het toevoegen van capaciteit en het realiseren van een flexibiliseringsagenda, is de ontwikkeling van de gebiedsgebonden politiezorg en het functioneren van de wijkagent voldoende geborgd.

Vraag 4

Bent u bereid er op toe te (laten) zien dat conform de gestelde norm wijkagenten minimaal 80% van hun werktijd feitelijk in hun wijk het vak van wijkagent kunnen uitoefenen?

Antwoord 4

De norm van «minimaal 80% in of voor de wijk aan het werk» is een voorschrift dat nadrukkelijk ook ruimte laat voor de praktische uitvoering. Zoals ik u in het antwoord op vraag 2 en 3 informeer wordt er met de ontwikkelagenda GGP hier aandacht aan besteed.


X Noot
1

mailbericht onderhands meegezonden

X Noot
2

Kamerstuk 29 628, nr. 754

Naar boven