Vragen van het lid Jasper vanDijk (SP) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Justitie en Veiligheid over het bericht «Arabische inmenging in moskee Rotterdam» (ingezonden 12 april 2018).

Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) mede namens Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 28 mei 2018)

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Arabische inmenging in moskee Rotterdam»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 – 5

Wat is uw mening over het feit dat de Arabische Al-Maktoum Foundation, die de Essalam-moskee in Rotterdam financierde, in de loop van 2017 bepaalde wie in de moskee mocht spreken en wie niet?

Deelt u de mening dat de Nederlandse directie en/of bestuur alle steun moet krijgen om onafhankelijk van buitenlandse financiers hun inhoudelijke koers te kunnen bepalen?

Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat de Irakees Nooh al-Kaddo, die aan het hoofd van de Europese tak van de Al-Maktoum Foundation staat en gelieerd is aan de Moslimbroederschap, grote invloed heeft op de inhoudelijke koers van de Essalam-moskee, zoals het weren van een gematigde imam? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dit tegen te gaan?

Wat is uw mening over het feit dat het kritische Nederlandse personeel van de moskee is ontslagen door Al-Kaddo?

Antwoord 2 – 5

Naar aanleiding van de genoemde berichtgeving is het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in gesprek gegaan met de gemeente Rotterdam, die de ontwikkelingen rondom de Essalam-moskee nauwgezet volgt. Gemeente Rotterdam heeft in 2017 signalen ontvangen dat er vermoedens waren van buitenlandse beïnvloeding op het religieuze beleid van de moskee. De gemeente heeft echter zelf niet kunnen vaststellen dat er daadwerkelijk inhoudelijke beïnvloeding heeft plaatsgevonden op de religieuze koers van de moskee. Wel is het beeld naar voren gekomen dat er een intern conflict gaande is, waarbij het onduidelijk is in hoeverre buitenlandse financiering een rol speelt.

In algemene zin kan wel gesteld worden dat wanneer er een grote financiële afhankelijkheid is van een externe buitenlandse partij dit een kwetsbaarheid met zich meebrengt. Daardoor is de ruimte om eventuele inhoudelijke beïnvloeding van de koers af te houden beperkt. Ik onderschrijf de urgentie van deze problematiek en deel met u de wens om meer instrumenten voorhanden te hebben om onwenselijke beïnvloeding middels buitenlandse financiering tegen te gaan. Daarom onderzoekt het kabinet, gevolg gevend aan de voornemens uit het regeerakkoord, hoe kan worden voorkomen dat er vanuit het buitenland bij Nederlandse maatschappelijke organisaties (waaronder religieuze) onwenselijke invloed kan worden gekocht. In een brief van 29 maart 2018 hebben de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Rechtsbescherming de Kamer over deze verkenningen geïnformeerd.2

Vraag 6

Deelt u de mening dat er geen verbetering is opgetreden sinds in maart 2015 via EenVandaag bekend werd dat de invloed van Al-Maktoum groot en ongewenst is?3

Antwoord 6

Gemeente Rotterdam heeft niet kunnen vaststellen dat er beïnvloeding heeft plaatsgevonden.

Vraag 7

Welke waarde hecht u nu aan de reactie in 2015 op vragen van EénVandaag aan Al-Maktoum dat de Nederlandse staf het voor het zeggen heeft in de moskee?4

Antwoord 7

In de betreffende beantwoording geeft Al-Maktoum aan dat een Nederlandse staf verantwoordelijk zal zijn voor het dagelijkse reilen en zeilen binnen de moskee en de inhoudelijke religieuze koers bepaalt. Op basis van de op dit moment beschikbare informatie zijn er geen aanwijzingen om deze opvatting, zoals gegeven in de bron, in twijfel te trekken.

Vraag 8

Kunt u aangeven wat de stand van zaken is omtrent het convenant van moslimorganisaties in Nederland, dat de transparantie aangaande buitenlandse financiering moet bevorderen en waarvan op 5 oktober 2017 door de toenmalige Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een debat gezegd is dat dit in de loop van 2018 verwacht wordt?5

Antwoord 8

In 2016 en 2017 heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid overleg gevoerd met verschillende vertegenwoordigers van de Nederlandse islamitische gemeenschap over de totstandkoming van een convenant dat transparantie aangaande buitenlandse financiering moet bevorderen. Uit het proces is gebleken dat er onvoldoende draagvlak is, omdat een convenant niet wordt gezien als de juiste vorm om invulling te geven aan gezamenlijke afspraken over het vergroten van de transparantie. Momenteel beraden de vertegenwoordigers zich op de vraag of er op een andere manier invulling gegeven kan worden aan het versterken van de maatschappelijke bewustwording en het weerbaar maken van organisaties tegen mogelijke ongewenste invloed.

Vraag 9

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de voorgenomen wetgeving van het Ministerie van Justitie en Veiligheid om ongewenste financiering aan banden te leggen?

Antwoord 9

Op 29 maart 2018 heeft de Minister voor Rechtsbescherming samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Tweede Kamer met een brief geïnformeerd over een verkenning naar de mogelijkheden om financieringsstromen naar Nederlandse maatschappelijke organisaties (waaronder religieuze organisaties) transparanter te maken._ In de brief is daarnaast aangegeven dat door het kabinet de mogelijkheden worden onderzocht voor een wettelijke beperking van geldstromen uit onvrije landen. Op basis van de verkenningen zullen door het kabinet de voor- en nadelen van geschetste opties in kaart worden gebracht en zullen uitvoeringsvragen nader worden uitgewerkt. Zoals aangegeven in de brief wordt de Kamer hier na de zomer van 2018 over geïnformeerd.

Naar boven