Vragen van het lid Tielen (VVD) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Betalen per studiepunt houdt studenten binnenboord» (ingezonden 26 maart 2018).

Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 30 april 2018)

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht waarin Hogeschool Windesheim haar eerste bevindingen deelt over het experiment flexstuderen?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat de eerste resultaten bemoedigend zijn in relatie tot de initiële doelstellingen van het experiment?

Antwoord 2

Ja. Windesheim heeft aan de eigen instelling een eerste onderzoek uitgevoerd naar het experiment Flexstuderen. Hierbij is gekeken naar de samenstelling van de groep studenten die geïnteresseerd is in Flexstuderen, de motivatie voor deelname en een eerste beeld van studiesucces. Windesheim geeft in haar onderzoeksrapport onder meer aan dat financiële overwegingen en de noodzaak om nog een paar studiepunten te halen voor het diploma de belangrijkste motieven zijn om aan Flexstuderen deel te nemen. Maar ook andere redenen zoals persoonlijke en gezondheidsredenen of meer tijd voor een baan of eigen onderneming worden genoemd. Voorts is vastgesteld dat het grootste deel van de gestarte Flexstudenten (96%) nog actief is een half jaar na de start, terwijl van de afgewezenen voor het experiment 81% nog actief is.

Deze bevindingen zijn in relatie tot de doelstelling van het experiment relevant. Het onderzoek van Windesheim is uitgevoerd onder een kleine groep studenten. Ik hecht om die reden ook aan de nog te ontvangen resultaten van het tussentijdse onderzoek naar het experiment flexstuderen dat ik heb uitgezet bij het onderzoeksbureau Ockham IPS. Ik verwacht die resultaten in het voorjaar van 2019. Het bureau neemt hierin de bevindingen aan alle deelnemende instellingen mee.

Vraag 3

Onderschrijft u het belang van deze mogelijkheid voor studenten om studie te kunnen combineren met ondernemerschap, werk, mantelzorg of hun gezondheid?

Antwoord 3

Ik onderschrijf dat het van belang is erachter te komen of studenten die hun studie willen of moeten combineren met andere activiteiten zoals de in de vraag genoemde, hierbij gebaat zijn. Dat is de reden dat ik dit experiment ook ondersteun. Ik wil onderzoeken in hoeverre de flexibiliteit die dit experiment biedt door studenten de mogelijkheid te bieden per studiepunt te betalen, leidt tot een toegankelijker aanbod van voltijds hoger onderwijs dat beter aansluit bij de behoeften van studenten. Daarbij wil ik onderzoeken of deze flexibilisering maakt dat het onderwijs leidt tot meer tevredenheid van en ontplooiingsmogelijkheden voor studenten en minder uitval. Het experiment is in september 2017 gestart aan vier instellingen. Die instellingen kunnen zelf bepalen in welke opleidingen zij deelname van studenten aan het experiment faciliteren.

Vraag 4

Krijgt u, net als de leden van deze fractie, signalen dat deze eerste bevindingen ook andere onderwijsinstellingen enthousiasmeren om mee te doen aan het experiment flexstuderen, maar dat dit nu niet mogelijk is? Zo ja, bent u bereid dit te faciliteren?

Antwoord 4

Behalve het signaal van Windesheim dat andere instellingen geïnteresseerd zijn, heb ik geen signalen ontvangen. Ik zal bij de Vereniging Hogescholen (VH) en de Vereniging van Universiteiten (VSNU) navraag doen naar de potentiële interesse van instellingen. Als daaruit volgt dat die interesse er inderdaad is, dan wil ik een extra instroommoment mogelijk maken. Het besluit op basis waarvan dit experiment plaatsvindt, laat ruimte voor een beperkt aantal instellingen en één instroommoment. Dat besluit zou dus op punten moeten worden gewijzigd.

Vraag 5

Wat zijn de gevolgen voor het experiment, indien een extra instroommoment wordt gecreëerd? Bent u bereid om een extra instroommoment mogelijk te maken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Van het onderzoeksbureau dat zich bezig houdt met het onderzoek naar het experiment «flexstuderen» ten behoeve van de tussentijdse monitor, heb ik begrepen dat instroom van nieuwe instellingen mogelijk is binnen het experiment en de evaluatie daarvan. Eén en ander is wel afhankelijk van de termijn waarbinnen het mogelijk is de instroom van nieuwe instellingen te faciliteren. Ik ben gebonden aan de maximale wettelijke looptijd van een experiment.

Naar boven