Vragen van de leden Van der Staaij (SGP), Becker (VVD) en Van Helvert (CDA) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over verhoging van het budget voor betalingen aan veroordeelde Palestijnen (ingezonden 13 maart 2018).

Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) en van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen 20 april 2018).

Vraag 1

Kent u het bericht «Palestinians increase payments to Palestinian terrorists»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Klopt de bewering van het lid van de Knesset Avi Dichter (Likud) dat de autorisatie van het budget van de Palestijnse Autoriteit voor 2018 betekent dat betalingen aan veroordeelde Palestijnen en hun families met $ 56 miljoen toenemen?

Antwoord 2

Volgens de cijfers die het kabinet tot zijn beschikking heeft zou het gaan om een stijging van ongeveer $ 900.000 ten opzichte van 2017.

Vraag 3, 4

Herinnert u zich dat het het kabinet eerder vaststelde dat het verbinden van de lengte van de straf aan de hoogte van de uitkering van alleen de «politieke» gevangenen de indruk wekt dat gewelddadige acties gericht tegen Israël worden ondersteund of beloond en dat dit een perverse prikkel in zich heeft?2 Beaamt u dat de nieuwe verhoging van het budget deze prikkel verder versterkt?

Hoe is of wordt uitvoering gegeven aan de eerdere toezegging vanuit het kabinet om de Palestijnse Autoriteit continu hierop aan te spreken?

Antwoord 3, 4

Het kabinet is in principe niet tegen betalingen aan gevangenen en hun families, zolang die transparant zijn en gebaseerd op sociaaleconomische behoefte, niet op de duur van de detentie. (Zie ook antwoorden op vragen gesteld op 10 juli 2017, met kenmerk 2017Z10187). Het kabinet is van mening dat de koppeling tussen de duur van de detentie en de hoogte van de betaling een perverse prikkel kan zijn. De Palestijnse Autoriteit heeft het budget verhoogd vanwege het groeiende aantal Palestijnen dat in gevangenschap zit, die op basis van de huidige regelgeving aanspraak kunnen maken op deze betalingen. Het kabinet is van mening dat dit een extra argument zou moeten zijn voor de Palestijnse Autoriteit om het systeem aan te passen; het zet de slechte financiële positie van de Palestijnse Autoriteit verder onder druk.

Nederland brengt de bezwaren tegen de betalingen aan gevangen consequent naar voren in bilaterale gesprekken met vertegenwoordigers van de Palestijnse Autoriteit en Palestinian Liberation Organisation (PLO). Sinds het begin van dit jaar is dit o.a. gedaan tijdens de het bezoek van toenmalig Minister Zijlstra aan Israël en de Palestijnse Gebieden (zie ook de Kamerbrief d.d. 17 januari jl. met kenmerk 2018Z00205/2018D00449), het bezoek van de mensenrechtenambassadeur aan Israël en de Palestijnse Gebieden en marge van de Ad Hoc Liaison Commitee (AHLC) in Brussel. Het kabinet blijft hierop aandringen, ook in multilateraal verband. Zo heeft Nederland in de VN Veiligheidsraad aangedrongen op verandering van het systeem. Dit zou tevens een van de stappen kunnen zijn die de Palestijnse Autoriteit zelf kan zetten om onderling vertrouwen met Israël te verbeteren.

Vraag 5

Hoe is of wordt daarnaast uitvoering gegeven aan de toezegging daar in Europees verband meer landen achter te krijgen, de Europese coalitie in dezen te verbreden, en zo echt een vuist te kunnen maken tegen deze praktijk?

Antwoord 5

In bilateraal overleg met EU-partners en instellingen dringt het kabinet bij de partners aan op het opvoeren van druk op de Palestijnse Autoriteit en de PLO om de betalingen aan gevangenen en hun families voortaan te baseren op sociaaleconomische behoeften en niet langer afhankelijk te maken van de duur van de detentie. Mede dankzij de Nederlandse inspanningen kaarten meerdere EU-lidstaten dit aan bij de Palestijnse Autoriteit. Het blijft echter om een klein aantal lidstaten gaan. Het kabinet zal deze inspanningen blijven voortzetten.


X Noot
2

Begroting Buitenlandse Zaken 2018, Kamerstuk 34775 V, Handelingen 2017–2018, nr. 22, item 8, datum vergadering: 15-11-2017

Naar boven