Vraag 2, 3, 4
Heeft u begrip voor het Israëlische wetsvoorstel dat ertoe strekt de afdracht van
belastinggeld dat Israël int voor de Palestijnse Autoriteit te verminderen vanwege
het beleid terrorisme financieel te stimuleren?
Bent u bereid om naar het voorbeeld van het Amerikaanse Taylor Force-wetsvoorstel2 de Nederlandse hulpgelden aan de Palestijnse Autoriteit te verminderen totdat de
financiële prikkel om terreuraanslagen te plegen weggenomen wordt? Zo nee, waarom
niet?
Moet voortzetting van deze Palestijnse praktijk volgens u gevolgen hebben voor het
Nederlandse opstelling ten aanzien van de Palestijnen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2, 3, 4
Het kabinet is bezorgd over de betalingen aan gevangen, omdat deze toenemen met de
lengte van de detentie. Echter, in principe is het kabinet niet tegen betalingen aan
gevangenen en hun families, zolang die transparant zijn en gebaseerd op sociaaleconomische
behoefte, niet op de duur van de detentie. (Zie ook antwoorden op vragen gesteld op
10 juli 2017, met kenmerk 2017Z10187).
De afdracht van belastinggeld aan de Palestijnse Autoriteit vloeit voort uit afspraken
die Israël en de Palestinian Liberation Organisation (PLO) hierover hebben gemaakt in het Protocol on Economic Relations (Paris Protocol) uit 1994, dat naderhand is ingevoegd in de Oslo II Akkoorden. Op grond van die afspraken
int Israël namens de Palestijnse Autoriteit belasting op buitenlandse invoer en op
Israëlische goederen en diensten die bestemd zijn voor de Palestijnse Gebieden. Dit
betreft dus geen gift of vrijwillige bijdrage waar Israël vrij over kan beschikken.
Deze belastingopbrengsten vormen omstreeks de helft van de totale Palestijnse inkomsten.
Het is in eerste instantie aan partijen bij die Akkoorden zelf om vast te stellen
of er juridische grond bestaat om de betalingsverplichting te verminderen. De akkoorden
bevatten momenteel geen grond voor unilaterale stappen door de partijen, zoals aan
uw Kamer aangegeven met de antwoorden op Kamervragen ingezonden op 6 januari 2015,
Aanhangsel van de Handelingen 1118, vergaderjaar 2014–2015, d.d. 6 januari 2016. In het licht van het belang van een
goed functionerende Palestijnse Autoriteit en gegeven het feit dat het inkomsten betreft
waarop de PA conform het akkoord recht op heeft, acht het kabinet het onverstandig
om de inkomsten deels in te houden.
Het kabinet is geen voorstander van korten van de steun aan de Palestijnse Autoriteit.
De Nederlandse bijdrage aan de Palestijnse Autoriteit kunnen niet worden gebruikt
voor betalingen aan de PLO of betalingen aan gevangenen.
De mogelijke inhouding van een deel van de betaling zou ten koste gaan van Palestijnse
staatsopbouw, economische ontwikkeling en veiligheid ten behoeve van een tweestatenoplossing.
Dit laat onverlet dat Nederland deze problematiek zal blijven agenderen, bilateraal
alsmede via de EU en de VN.
Zie tevens de beantwoording op de vragen gesteld op 13 maart 2018 met kenmerk 2018Z04410 door de leden Van der Staaij (SGP), Becker (VVD) en Van Helvert (CDA) over verhoging
van het budget voor betalingen aan veroordeelde Palestijnen.