Vragen van de leden Yesilgöz-Zegerius en ArnoRutte (beiden VVD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Joods restaurant weer belaagd» (ingezonden 7 maart 2018).

Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 17 april 2018). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1610.

Vraag 1, 2, 5

Bent u bekend met het bericht «Joods restaurant weer belaagd» waarin staat vermeld dat de politie in de ochtend na de belaging aangegeven heeft dat zij naar aanleiding van forensisch onderzoek geen aanwijzingen heeft gevonden dat er een anti-Joods motief achter het vandalisme zit?1 Klopt dit bericht?

Is (zijn) de dader(s) gepakt en verhoord? Zo ja, wat kunt u aangeven over het profiel en de motieven van de dader(s)? Zo nee, hoe kan de politie dan binnen een paar uur na de belaging concluderen dat de dader geen «anti-Joods motief» zou hebben?

Kunt u aangeven op welke wijze forensisch onderzoek kan verklaren dat juist dit restaurant in korte tijd meerdere malen doelwit is geweest van geweld en vandalisme? Zo nee, wat is dan de stand van zaken?

Antwoord 1, 2, 5

Ja, ik ben bekend met dit bericht. In het aangehaalde bericht heeft de politie slechts aangegeven forensisch onderzoek te hebben gedaan en nog geen aanwijzing te hebben dat er een anti-Joods motief achter het vandalisme zit. Er is nog geen verdachte aangehouden of geïdentificeerd. Het strafrechtelijk onderzoek in deze zaak loopt nog. De politie onderzoekt daarbij ook of er een relatie is tussen de vernieling en het feit dat het een Joods restaurant betreft. Het is aan het OM om te oordelen of de zaak al dan niet discriminatie betreft of al dan niet een discriminatoir aspect bevat Zoals bij uw Kamer bekend, kan ik gedurende het onderzoek geen mededelingen doen over individuele strafzaken.

Vraag 3

Kunt u beschrijven wat het protocol van de politie is op het moment dat er een dergelijke doelgerichte belaging plaatsvindt? Op welke manier wordt onderzoek gedaan naar de motieven van de dader(s) en op welke manier wordt hierover gecommuniceerd naar het slachtoffer en naar buiten toe?

Antwoord 3

Bij elke belaging wordt onderzoek gedaan naar de achtergrond van het feit (het motief). De motieven van daders worden onderzocht op vele manieren, zoals het verhoren van verdachten, het bestuderen van uitingen op social media, het horen van getuigen en het bekijken van beelden.

Een slachtoffer zal, indien onderzoeksbelangen zich daartegen niet verzetten, binnen de juridische mogelijkheden geïnformeerd worden over het verloop van het onderzoek.

Vraag 4

Wanneer wordt een belaging als deze, puur gericht op intimidatie en het wegjagen van hardwerkende Joodse ondernemers, als antisemitisch geregistreerd door de politie en wanneer niet? Wat is hierbij het afwegingskader? Kunt u aangeven welke definitie er wordt gehanteerd van antisemitisme en wat het handelingsprotocol is op het moment dat het als antisemitisch geweld wordt geregistreerd?

Antwoord 4

De strafrechtelijk relevante term is discriminatie, dat in artikel 90quater van het Wetboek van Strafrecht wordt gedefinieerd als «elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolge kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt teniet gedaan of aangetast.» Het is aan het OM om te oordelen of de zaak al dan niet discriminatie betreft of al dan niet een discriminatoir aspect bevat. Indien het OM vaststelt dat sprake is van een commuun feit met een discriminatoir aspect kan er, zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag van 2 van de leden Markuszower en De Graaf (beiden PVV), een verhoging van de strafeis plaatsvinden van 50% of 100%.

Landelijk houdt de politie mogelijke discriminatiezaken en delicten met een mogelijk discriminatoir motief bij. Er wordt een overzicht van alle discriminatiezaken gemaakt ter bevordering van een adequate afhandeling en ter bespreking in het regionaal discriminatieoverleg met het OM en antidiscriminatievoorziening. Naast de Aanwijzing discriminatie van het OM hebben het OM, de politie en de antidiscriminatievoorzieningen in mei 2017 een convenant gesloten met daarin samenwerkingsafspraken op het gebied van de aanpak van discriminatie.

Vraag 6

Deelt u de mening dat als daders in de enorme hoeveelheid restaurants in Amsterdam steeds opnieuw dit openlijk Joodse restaurant aanvallen en vernielen, het zeer waarschijnlijk is dat er juist wel een «anti-Joods-motief» aanwezig is? Zo nee, wat moet er gebeuren voordat een dergelijk vergrijp wel gezien wordt als ingegeven door een «anti-Joods-motief»?

Antwoord 6

Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 2 en 5 is nog geen verdachte voor de recente vernieling van het raam geïdentificeerd en aangehouden.

Het strafrechtelijk onderzoek in deze zaak loopt nog. De politie onderzoekt daarbij ook of er een relatie is tussen de vernieling en het feit dat het een Joods restaurant betreft. Het is aan het OM om te oordelen of de zaak al dan niet discriminatie betreft of al dan niet een discriminatoir aspect bevat.

Vraag 7

Welke veiligheidsmaatregelen zijn getroffen om deze ondernemers te beschermen tegen intimidatie en belaging?

Antwoord 7

Ik verwijs uw Kamer naar het antwoord van de burgemeester van Amsterdam op raadsvragen hieromtrent2 en het antwoord op de vragen 3, 4 en 5 van de leden Markuszower en De Graaf (beiden PVV).

Vraag 8

Deelt u de mening dat het bestrijden van antisemitisme topprioriteit moet hebben en dat antisemitisme nooit gebagatelliseerd mag worden? Zo ja, welke maatregelen neemt u hiervoor? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8

Antisemitisme is een vorm van discriminatie en het kabinet acht elke vorm van discriminatie onacceptabel. Voor de maatregelen die dit kabinet neemt om discriminatie – en dus ook antisemitisme – tegen te gaan verwijs ik u naar het Nationaal Actieprogramma Discriminatie3 en de voorgangsrapportage4, waarover uw Kamer reeds is ingelicht.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Markuszower (PVV), ingezonden 6 maart 2018 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1787).

Naar boven