Vragen van het lid Ouwehand (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over dieren die verdrinken in hun eigen mest (ingezonden 22 februari 2018).

Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 5 april 2018)

Vraag 1

Hebt u er kennis van genomen dat er in een varkensbedrijf in Wilp 22 dieren door de roosters zijn gezakt waar ze op stonden, in de gierkelder zijn beland en daar zijn verdronken in hun eigen uitwerpselen?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat verdrinken in de eigen mest een gruwelijke dood is voor de getroffen dieren?

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3

Kunt u duidelijk maken hoeveel dieren het betreffende bedrijf mag houden op basis van de vergunningen en dierrechten?

Antwoord 3

In het kader van privacy acht ik het niet gepast en correct om de bedrijfsgegevens in dit individuele geval openbaar te maken. Op het betreffende bedrijf was geen sprake van het schenden van regels die het dierenwelzijn beschermen.

Vraag 4

Wanneer is dit bedrijf voor het laatst gecontroleerd op de vergunningsvoorwaarden, het aantal dierrechten en de wettelijke eisen op het gebied van dierenwelzijn?

Antwoord 4

Het controleren van het bedrijf op de vergunningsvoorwaarden van de omgevingsvergunning is de bevoegdheid van de gemeente. Naar aanleiding van dit incident heeft de NVWA een controle op de naleving van dierenwelzijnsvoorschriften uitgevoerd op 19 februari jongstleden. De NVWA heeft bij het bedrijf geen controles op de dierrechten uitgevoerd.

Vraag 5

Kunt u achterhalen hoeveel dieren zich daadwerkelijk bevonden in de stal op het moment dat er 22 varkens door het rooster zakten? Zo nee, wat zegt dat over uw zicht op de sector en de mate waarin de regels worden nageleefd, vergunningsvoorwaarden worden gerespecteerd en het aantal dierrechten niet wordt overschreden door meer dieren te houden dan is toegestaan?

Antwoord 5

Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 3.

Vraag 6

Kunt u uiteenzetten welke handhavingstaak de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft met betrekking tot de deugdelijkheid van roosters en vloeren in de veehouderij? Kunt u inzichtelijk maken in hoeverre daar daadwerkelijk op wordt gehandhaafd? Kunt u daarbij ingaan op de vraag hoe groot de kans is dat een veehouderijbedrijf wordt gecontroleerd door de NVWA?

Antwoord 6

De NVWA heeft geen handhavingstaak als het gaat om bouwtechnische zaken, waaronder de bouwtechnische kwaliteit van roostervloeren. De NVWA heeft wel een taak als het gaat om de huisvesting van de dieren. In het Besluit houders van dieren zijn normen opgenomen ten aanzien van de huisvesting van dieren. Daarin zijn onder meer normen opgenomen met betrekking tot de stalinrichting, verlichting en ventilatie. Ook mag de behuizing geen scherpe randen of uitsteeksels bevatten waaraan het dier zich kan verwonden. De NVWA houdt toezicht op de naleving van deze normen. In 2016 waren er 4440 varkenshouderijen, daarop hebben 486 inspecties ten aanzien van dierenwelzijn plaatsgevonden. Daarnaast controleert de NVWA ook op andere aspecten zoals wetgeving m.b.t. diergeneesmiddelen, mest en cross-compliance. Deze inspecties zijn niet in het genoemde getal meegenomen. Het interventiebeleid van de NVWA voor het Besluit houders van dieren is te raadplegen op:

https://www.nvwa.nl/over-de-nvwa/hoe-de-nvwa-werkt/toezicht-maatregelen-en-boetes/interventiebeleid/interventiebeleid-dierenwelzijn-primair-bedrijf.

Bestuurlijke boetes kunnen variëren in de hoogte. In de regel geldt bij een eerste overtreding € 1.500, maar er kan aanleiding zijn dit te matigen of juist te verhogen.

In het voorliggende geval ging het om een constructiefout. Er was geen aanleiding om een maatregel op te leggen.

Vraag 7

Welke sanctie staat er op het hebben van ondeugdelijke roostervloeren? Kunt u inzichtelijk maken of en hoe vaak er vervolging is ingesteld en hoe vaak er sancties zijn uitgedeeld voor dergelijke gevaarlijke situaties voor dieren? Waar bestonden de opgelegde sancties uit?

Antwoord 7

Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 6.

Vraag 8

Zal er vervolging worden ingesteld tegen de veehouder uit Wilp? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8

Het OM heeft gemeld geen vervolging in te stellen. De houder voortvarend heeft gehandeld en extra bouwtechnische maatregelen getroffen om herhaling te voorkomen.

Vraag 9

Kunt u duidelijk maken hoe vaak het precies voorkomt dat dieren in de Nederlandse veehouderij in de gierkelder belanden? Kunt u bevestigen dat dit regelmatig gebeurt, ook in kalvermesterijenen en in de melkveehouderij waar vorig jaar een drachtige koe zelfs moest bevallen in de gierkelder?2 3 4 5 6

Antwoord 9

Nee. Ik beschik niet over deze informatie. Mijn beeld is dat het om zeer incidentele gevallen gaat.

Vraag 10

Wat gaat u doen om te voorkomen dat nog meer dieren in de Nederlandse veehouderij het droeve lot ten deel valt om in gierkelders te belanden en te verdrinken (of bijna te verdrinken) in hun eigen uitwerpselen?

Antwoord 10

Ik zal in de gesprekken met de sector dit onderwerp onder de aandacht brengen.

Vraag 11

Mag ervan uit worden gegaan dat u als verantwoordelijk Minister voor dierenwelzijn de vijf vrijheden van dieren, zoals geformuleerd door de commissie Brambell in 1965, onderschrijft, waaronder de vrijheid van dieren om een natuurlijk soorteigen gedragspatroon te kunnen hebben?

Antwoord 11

Ja.

Vraag 12

Bent u zich ervan bewust dat varkens zeer zindelijke dieren zijn die van nature ver van hun lig- en eetplek hun uitwerpselen deponeren?

Antwoord 12

Ja.

Vraag 13

Deelt u de mening dat het voor dieren in het algemeen zeer onwenselijk en onnatuurlijk is om 24 uur per dag boven hun eigen uitwerpselen te moeten staan en om structureel te moeten leven in hun eigen mestdampen? Kunt u bevestigen dat dit toch de omstandigheden zijn waarin verreweg het grootste deel van de dieren in de Nederlandse veehouderij gedwongen wordt te leven, getuige ook de verstikkingsdood die dieren vinden als de ventilatie uitvalt in hun stal?7 8 9 10

Antwoord 13

Door onvoldoende te ventileren kunnen ongewenste concentraties van ongewenste stoffen in de stallucht voorkomen. Daarom mag volgens het Besluit houders van dieren mag de luchtcirculatie, het stofgehalte van de lucht, de temperatuur, de relatieve luchtvochtigheid en de gasconcentraties in de omgeving van het dier niet schadelijk zijn voor het dier en dient er, in geval het welzijn van een dier afhankelijk is van een kunstmatig ventilatiesysteem, ook een passende noodvoorziening te zijn. In 2018 is de NVWA gestart met controles op stalklimaat. Hiervoor verwijs ik u naar: https://www.nvwa.nl/nieuws-en-media/nieuws/2018/01/04/nvwa-controleert-stalklimaat-varkens.

Daarnaast wordt onderzoek uitgevoerd naar nieuwe stalsystemen, waarin de mest regelmatig uit de stal wordt afgevoerd of waarbij mest en urine bij de bron worden gescheiden.

Vraag 14

Bent u bereid in de nota die u gaat schrijven over dierenwelzijn in te gaan op deze structurele aantasting van het recht van dieren op een normale leefomgeving, een omgeving die past bij hun vanzelfsprekende, natuurlijke behoeften? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 14

In de Wet dieren en in het Besluit houders van dieren zijn normen opgenomen die zijn gericht op (de bescherming van) het welzijn van dieren. Daarin ligt de basis voor de normering van het houden van dieren. Het oppakken van de aangegeven problematiek is daarmee niet gebonden aan het wel of niet meenemen in een beleidsbrief.

Naar boven