Vragen van het lid Van Dam (CDA) aan de Minister van van Justitie en Veiligheid over het bericht «Blussen? Dat doen we straks met een robot» (ingezonden 13 maart 2018).

Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 5 april 2018).

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Blussen? Dat doen we straks met een robot» in het Algemeen Dagblad (editie Westland) d.d. 8 maart 2018?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Is blussen met een robot een nieuw specialisme binnen de Nederlandse brandweer?

Antwoord 2

Voor de inzet van robots bij de incidentbestrijding is binnen de veiligheidsregio’s specialistische kennis vereist, zoals dat ook geldt voor bijvoorbeeld een specialistische taak als hoogteredding. Het blussen met een robot is geen landelijk specialisme in de zin van het programma, zoals hieronder bij de beantwoording van de vragen 3 en 4 is uiteengezet.

Vraag 3, 4

Welke specialismen kent de Nederlandse brandweer naast de basis-brandweertaak? Welke rol speelt u als systeem-verantwoordelijke voor de Nederlandse brandweer bij het definiëren van hetgeen in de basis-brandweertaak hoort dan wel dat wat als specialisme wordt aangemerkt? Of wordt dit bepaald en vastgesteld door de regionale besturen van de afzonderlijke brandweerkorpsen?

Hoe zijn die verschillende specialismen verdeeld over de regionale brandweerkorpsen? Welke rol speelt u als systeem-verantwoordelijke bij het verdelen van deze specialismen? Of is dit een eigen verantwoordelijkheid van de regionale brandweerbesturen?

Antwoord 3, 4

In de Wet veiligheidsregio’s (art. 3, 10 en 25 Wvr) en het Besluit veiligheidsregio’s (Bvr) zijn eisen opgenomen over de brandweerzorg (hoofdstuk 3, art. 3.1.1. t/m 3.3.1 Bvr) en over de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen (hoofdstuk 4, art. 4.1.1 t/m art. 4.3.1 Bvr). Daarnaast is het aan het bestuur van elke veiligheidsregio om op basis van het door hen opgestelde regionaal risicoprofiel (art. 15 Wvr) keuzes te maken ten aanzien van aanvullende specialismen.

Door het Veiligheidsberaad (bestaande uit 25 voorzitters van de veiligheidsregio’s) is sinds een aantal jaren een programma ingesteld ten behoeve van samenwerking voor grootschalig en specialistisch optreden. Onderdeel van dit programma zijn de landelijke specialismen technische hulpverlening, natuurbrandbeheersing, incidentbestrijding gevaarlijke stoffen en logistieke ondersteuning bij grootschalige en specialistische inzetten. Eerst genoemde specialisme is reeds operationeel, de overige drie specialismen zijn in ontwikkeling. De spreiding van deze landelijke specialismen over de veiligheidsregio’s is een gezamenlijke keuze van de veiligheidsregio’s.

Vraag 5

Heeft ieder regionaal brandweerkorps de beschikking over een duikteam dat direct operationeel is? Zo nee, welke brandweerkorpsen hebben niet de beschikking over zo’n duikteam? Is daarmee de tijdige beschikbaarheid van duikers in het gehele land voldoende gewaarborgd? Welke reddingsfilosofie ligt er achter het al dan niet hebben van een regionaal duikteam? Hebben burgers die te water raken in het ene deel van Nederland meer recht om gered te worden dan burgers in andere delen van ons land?

Antwoord 5

Van de 25 veiligheidsregio’s beschikken 23 veiligheidsregio’s over een eigen duikteam. De veiligheidsregio’s Gelderland-Zuid en Brabant-Zuidoost beschikken niet over een eigen duikteam. In de Wet Veiligheidsregio’s (Wvr) is vastgelegd dat tot de brandweerzorg behoort « het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand» (art. 3 Wvr). Het is aan het bestuur van een veiligheidsregio om te bepalen op welke wijze, binnen het vigerend kader van wet- en regelgeving, daaraan invulling wordt gegeven. Regio-specifieke omstandigheden en afwegingen spelen daarbij voor het bestuur een rol. Veiligheidsregio’s zijn om die reden niet verplicht te beschikken over een duikteam.

Naar boven