Vragen van het lid Van den Hul (PvdA) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over maatschappijprofielen op vwo die niet aansluiten op de universiteit (ingezonden 9 maart 2018).

Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 28 maart 2018).

Vraag 1 en 2

Hoe beoordeelt u de conclusie van het proefschrift Secondary school students» university readiness and their transition to university van Els van Rooij, dat op het vwo het doel van de profielstructuur bij de maatschappijprofielen wordt gemist doordat studenten met die profielen minder goed presteren bij de opleidingen in de alfa- en gammagebieden dan de studenten met een natuurprofiel, die het beter doen op de universiteit, ook in de alfa- en gamma-opleidingen?1

Zouden er bij de maatschappijvakken in het voortgezet onderwijs meer raakvlakken kunnen worden gezocht met de wetenschappelijke wereld, door bijvoorbeeld leerlingen een beeld te geven van wetenschappelijk onderzoek dat in deze vakken wordt verricht en zou er binnen de maatschappijprofielen meer aandacht kunnen worden besteed aan onderzoeksmatig leren?

Antwoord 1 en 2

Els van Rooij constateert in haar boeiende proefschrift dat afgestudeerde vwo-leerlingen met een natuurprofiel het vaak wat beter doen in het wetenschappelijke vervolgonderwijs dan leerlingen met een maatschappijprofiel. Daarvoor noemt ze verschillende mogelijke verklaringen, zoals het grotere aantal uren wiskunde dat leerlingen in de natuurprofielen volgen (en dan ook vaak nog de als moeilijker ervaren variant daarvan: wiskunde b), de meer verwante programmatische aansluiting tussen de natuurprofielen in het vwo enerzijds en universitaire bètastudies anderzijds, en het «softere» imago van maatschappijstudies waardoor ambitieuzere en / of talentvollere jongeren eerder geneigd zijn om (toch) voor een natuurprofiel te kiezen (zelfselectie).

Dit wil echter zeker niet zeggen dat de maatschappijprofielen in het vwo leerlingen onvoldoende voorbereiden op de universiteit in het algemeen en op wetenschappelijke alfa- of gammastudies in het bijzonder. In de regel starten ook leerlingen die een maatschappijprofiel hebben gevolgd uitstekend toegerust aan een studie in het wetenschappelijk onderwijs. Wel biedt het proefschrift van Els van Rooij interessante suggesties om de (programmatische) aansluiting van de maatschappijprofielen op wetenschappelijke alfa- en gammastudies te verbeteren, en mede daardoor ook in het vwo het imago van alfa- en gammastudie te versterken. Ze merkt op dat de wetenschappelijke opleidingen in het alfa- en gammadomein inhoudelijk «nieuwer» zijn voor leerlingen met een vwo-maatschappijprofiel dan wetenschappelijke bèta-opleidingen dat zijn voor leerlingen met een natuurprofiel. Veel academische studies in het domein van de mens-, maatschappij- en geesteswetenschappen (bijvoorbeeld psychologie, linguïstiek, bestuurskunde of talen die niet in het Nederlandse voortgezet onderwijs worden aangeboden) hebben namelijk geen «counterpart» in de vakken in de bovenbouw van het vwo en de inhoud daarvan komt daar ook niet of nauwelijks in andere vakken aan de orde. Veel technische en natuurwetenschappelijke academische studies gaan daarentegen verder met vakken en onderwerpen die leerlingen in het vwo al wel hebben gehad, zoals (inhouden van) natuur- en scheikunde en biologie.

In die zin zouden in de maatschappijprofielen in het voortgezet onderwijs meer raakvlakken kunnen worden gezocht met de daarmee corresponderende wetenschappelijke werelden. Dergelijke raakvlakken kunnen in de eerste plaats op schoolniveau, in de les, worden gezocht. Of dat ook nodig, wenselijk en mogelijk zou zijn voor het formele curriculum, kan onderwerp zijn van de momenteel gaande zijnde integrale curriculumherziening in het primair en voortgezet onderwijs (curriculum.nu).

Vraag 3

Welke consequenties verbindt u aan de bevindingen van dit proefschrift voor de opdracht aan de ontwikkelteams die aan de slag gaan met de curriculumherziening in het voortgezet onderwijs?

Antwoord 3

De Ontwikkelteams, waarin leraren en schoolleiders uit primair en voortgezet onderwijs zitting hebben, zullen in 2018 bouwstenen ontwikkelen aan de hand waarvan vanaf 2019 de formele curricula zullen worden herijkt. Mét uw Kamer heb ik ervoor gekozen de regie hierbij (inclusief bij de opdrachtformulering aan de Ontwikkelteams) nadrukkelijk bij de sector zelf te leggen. Daarom zie ik er op dit moment van af om zelf consequenties te verbinden aan dit proefschrift.

Dat laat echter onverlet dat ik het proefschrift onder de aandacht heb gebracht van de Ontwikkelteams (in het bijzonder de Ontwikkelteams Mens en Maatschappij, Kunst en Cultuur, Nederlands en Engels / Moderne vreemde talen), zodat zij ook hun voordeel kunnen doen met de interessante aanbevelingen die Els de Rooij hierin doet. Ook voor de formulering van vernieuwde onderwijsdoelen na de oplevering van de bouwstenen, zoals deze onder meer in (geactualiseerde) kerndoelen en eindtermen tot uitdrukking zullen komen en waarbij in elk geval bij de eindtermen ook het vervolgonderwijs nauw zal worden betrokken, biedt het proefschrift zinvolle input.


X Noot
1

Els van Rooij: Secondary school students» university readiness and their transition to university, (https://www.rug.nl/research/portal/files/54506959/Complete_thesis.pdf)

Naar boven