Vragen van het lid Van Oosten (VVD) aan de Minister voor Rechtsbescherming over arresten van de Hoge Raad in de Valkenburgse zedenzaak (ingezonden 22 februari 2018).

Mededeling van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 16 maart 2018).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de arresten van de Hoge Raad d.d. 20 februari 2018 waaruit volgt dat de wet toestaat dat van het zogenaamde «taakstrafverbod» kan worden afgeweken als naast de taakstraf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van slechts één dag wordt opgelegd?1

Vraag 2

Deelt u het standpunt dat een celstraf van maximaal één dag een wel erg summiere straf is afgezet tegen de inbreuk op de seksuele integriteit van een minderjarige?

Vraag 3

Kunt u uitleggen wat de meerwaarde van een taakstraf kan zijn bij een ernstig zeden- of geweldsmisdrijf? Bent u bereid de wet aan te passen in die zin dat een taakstraf niet langer tot de mogelijkheden behoort bij dergelijke ernstige schendingen? Zo ja, wanneer kunnen op dit punt stappen van u worden verwacht?

Vraag 4

Zo nee, geeft het arrest u dan wel aanleiding artikel 22b Wetboek van Strafrecht zodanig aan te scherpen dat tenminste een substantiële celstraf opgelegd dient te worden bij een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, zodanig dat niet meer kan worden volstaan met gevangenisstraf van slechts één dag?

Mededeling

Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Oosten (VVD) van uw Kamer aan de Minister voor Rechtsbescherming over arresten van de Hoge Raad in de Valkenburgse zedenzaak (ingezonden 22 februari 2018) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.

Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.

Naar boven