Vragen van de leden Van Meenen en Van Eijs (beiden D66) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Studeren vanuit een camper» (ingezonden 15 september 2017).

Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 10 oktober 2017)

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «Studeren vanuit een camper»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Erkent u dat de problematiek niet alleen geldt voor internationale studenten, maar ook geldt voor andere studenten in Nederlandse studentensteden?

Antwoord 2

Er is in veel Nederlandse studentensteden sprake van krapte op de woningmarkt. Er is onvoldoende per direct beschikbare huisvesting om alle groepen woningzoekenden, waaronder internationale en Nederlandse studenten, te kunnen huisvesten.

Vraag 3

Kunt u deze problematiek kwantificeren door middel van cijfers per studentenstad te geven over de tekorten aan woonruimte voor (inter)nationale studenten en cijfers van de bouwproductie in deze steden voor de komende vijf jaar?

Antwoord 3

Er zijn geen exacte aantallen per studentenstad te geven. Wel zijn er in de Landelijke monitor studentenhuisvesting 2016 gegevens beschikbaar over het verschil tussen het huidig aantal uitwonende studenten en het aantal studenten dat in een stad wenst te wonen. Ondanks dat deze cijfers niet gelijk staan aan de vraag en het aanbod in een stad van studentenhuisvesting, geven ze wel een indicatie in hoeverre er sprake is van krapte op de woningmarkt per stad. Zie onderstaande tabel uit de Landelijke monitor studentenhuisvesting 2016.

Tabel 1. Huidig aantel en verschil tussen huidig en gewenst aantal uitwonende voltijdstudenten naar woonstad, collegejaren ’13-’14, ’14-’15 en ’15-’16 (Bron: DUO, CBS en enquête «Wonen als Student 2014, 2015 en 2016»)

Het is moeilijk om toevoegingen aan de woningvoorraad onder te verdelen in een deel regulier en een deel studentenhuisvesting. Wel hebben wij gegevens die uit het actieplan studentenhuisvesting 2003–2010 en het landelijk actieplan studentenhuisvesting 2011–2016 voortkomen.

In het actieplan studentenhuisvesting 2003 -2010 is de ambitie opgenomen van de in Kences deelnemende corporaties om voor 2010 12.000 eenheden studentenhuisvesting aan de bestaande voorraad toe te voegen. De uitvoering hiervan is voortvarend ter hand genomen. Uiteindelijk zijn er door de Kencesleden 16.800 eenheden studentenhuisvesting gerealiseerd en zaten er destijds nog 2.000 extra eenheden in het vat.

Ten aanzien van de doelstelling uit het Landelijk actieplan studentenhuisvesting 2011–2016 van het realiseren van studenteneenheden door studentenhuisvesters (verenigd in Kences) heeft de Minister van BZK u in de voortgangsrapportage van september 2015 (Kamerstuk 33 104, nr. 10) gemeld dat de realisatie van extra eenheden naar verwachting uitkomt op 17.708. Dit is exclusief de 9.142 in voorbereiding zijnde eenheden. Daarnaast bouwden ook private partijen en andere woningbouwcorporaties studentenwoningen. Uit cijfers van 2015 blijkt dat naar verwachting het totaal aantal opgeleverde (10.663) en in aanbouw zijnde (1.921) eenheden van de niet-Kencesleden uitkomt op 12.584.

Tevens vindt u in onderstaande tabel de raming van de woningbouwproductie per stad voor de jaren 2015–2019 en de jaren 2020–2024.

Tabel 2. Raming nieuwbouw cumulatief voor de jaren 2015 tot en met 2024 (Bron: ABF Research – Primos prognose 2016)
 

2015–2019

2020–2024

Totaal

Amsterdam

34.065

35.544

69.609

Arnhem

3.934

4.517

8.451

Breda

4.469

4.902

9.371

Delft

2.505

2.710

5.215

Den Haag

12.131

13.667

25.798

Deventer

2.546

1.768

4.314

Ede

1.941

2.530

4.471

Eindhoven

5.989

5.872

11.861

Enschede

2.247

1.990

4.237

Groningen

5.483

5.698

11.181

Leeuwarden

1.788

2.195

3.983

Leiden

3.504

1.796

5.300

Maastricht

1.802

1.079

2.881

Nijmegen

6.470

5.810

12.280

Rotterdam

12.166

18.336

30.502

's-Hertogenbosch

4.238

3.600

7.838

Tilburg

5.778

4.856

10.634

Utrecht

11.104

14.212

25.316

Wageningen

1.250

655

1.905

Zwolle

4.061

3.079

7.140

Vraag 4

In hoeverre wordt er verder gekeken dan de stadsgrenzen voor het oplossen van deze problematiek? Zo ja, in hoeverre wordt hier dan ook rekening gehouden met het beschikbare openbaar vervoer? Zo nee, waarom wordt niet verder gekeken dan de stadsgrenzen?

Antwoord 4

Of er verder wordt gekeken dan de stadsgrenzen verschilt per stad. In Amsterdam wordt er middels de oproep van de Coalitie Kennisstad (een coalitie bestaande uit de hoger onderwijsinstellingen en de studentencorporaties in Amsterdam) aandacht gevraagd voor deze krapte.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Voortman en Özdil (beiden GroenLinks) ingezonden 8 september 2017 (vraagnummer 2017Z11765).

Naar boven