Vragen van Jasper vanDijk (SP) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over werken bij de Wajong loont niet (ingezonden 22 augustus 2017).

Antwoord van Staatssecretaris Klijnsma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 9 oktober 2017).

Vraag 1

Onderkent u dat mensen die arbeidsbeperkt, ziek of gehandicapt zijn, niet gestimuleerd worden om naast hun uitkering te werken omdat dit vaak niet loont, zoals bij Lilianne, of omdat ze er zelfs op achteruitgaan, zoals Saskia?1 2 Zo ja, bent u bereid hier wat aan te doen?

Antwoord 1

Uw constatering dat het niet in álle gevallen loont om te gaan werken of meer te gaan werken is juist, maar heel vaak loont werken ook wél. Dit heeft te maken met de wijze waarop de loonaanvullingsystematiek van de Wajong is ingericht. Dit is ook de reden waarom ik uw Kamer heb toegezegd bij de thans lopende beleidsdoorlichting Wajong specifiek aandacht te besteden aan de verschillen in en effecten van de loonaanvullingsystematiek in de Wajong. Deze beleidsdoorlichting wordt eind 2017 aan uw Kamer aangeboden.

Vraag 2

Kunt u een overzicht geven van wat de verschillende soorten uitkeringsgerechtigden over mogen houden aan werk?

Antwoord 2

De verschillende uitkeringsstelsels kennen elk een eigen regime van loonaanvulling of vrijlating. Dit komt onder andere omdat mensen verworven rechten hebben die bij aanpassingen van het stelsel zijn gerespecteerd. Hieronder ga ik eerst in op de regimes gekoppeld aan het sociaal minimum: de oude Wajong, de Wajong 2010, de Wajong2015 en de Participatiewet. Vervolgens ga ik in op de verrekeningssystematiek bij de sociale verzekeringen: de WAO en de WIA.

oWajong (aanvang wajonguitkering tot 1-1-2010):

  • Als een oWajonger gaat werken is de hoogte van de aanvullende uitkering afhankelijk van de arbeidsongeschiktheidsklasse waarin hij op basis van zijn (gedispenseerde) loon fictief terecht komt.

    Arbeidsongeschiktheidsklasse

    Uitkering per dag

    klasse 25–35%

    21% van de grondslag

    klasse 35–45%

    28% van de grondslag

    klasse 45–55%

    35% van de grondslag

    klasse 55–65%

    42% van de grondslag

    klasse 65–80%

    50,75% van de grondslag

    klasse 80% of meer

    75% van de grondslag1

    X Noot
    1

    Met ingang van 1-1-2018 wordt de uitkering per dag 70% van de grondslag

  • UWV moet op grond van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten een fictieve schatting uitvoeren. Dat houdt in dat fictief wordt vastgesteld wat het arbeidsongeschiktheidspercentage van de oWajonger zou zijn met het inkomen dat hij ontvangt en in welke arbeidsongeschiktheidsklasse hij zou vallen. Bij de fictieve schatting wordt het inkomen afgezet tegen het maatmanloon. Dit gebeurt aan de hand van de formule: (maatmanloon – feitelijk inkomen)/maatmanloon x 100%. Hieruit volgt het fictieve arbeidsongeschiktheidspercentage. Vervolgens wordt bekeken in welke van de zes arbeidsongeschiktheidsklassen dat percentage valt. De loonaanvulling wordt uitbetaald naar het uitkeringspercentage dat hoort bij de arbeidsongeschiktheidsklasse die uit de fictieve schatting volgt.

  • Zolang de oWajonger binnen dezelfde arbeidsongeschiktheidsklasse blijft, wijzigt de uitkering niet en loont extra werken. Wanneer een oWajonger door meer te gaat werken een arbeidsongeschiktheidsklasse opschuift, wordt de uitkering verlaagd en kán dit leiden tot een lager totaal inkomen (uitkering plus loon). Deze situatie is echter lang niet altijd aan de orde.

Wajong2010 (aanvang wajonguitkering vanaf 1-1-2010 tot 1-1-2015):

  • In de Wajong 2010 geldt tot het bereiken van de leeftijd van minimaal 27 jaar de werkregeling: boven de drempel van 20% WML gaat (meer) werken lonen. Van elke extra verdiende euro aan loon, behoudt de Wajonger2010 50 cent, tot een maximum van 100% WML als totale inkomen. Bij inkomsten van 70% WML of meer wordt aangevuld tot 100% WML.

  • Op het moment dat de Wajonger 27 jaar is en 7 jaar arbeidsondersteuning heeft ontvangen geldt de voortgezette werkregeling: Op het moment dat een Wajonger2010 meer dan 20% WML aan loon verdient wordt dit loon aangevuld met een uitkering tot 100% WML.

  • Een loon lager dan 20% WML wordt volledig verrekend met de Wajong-uitkering4.

Wajong2015 (aanvang uitkering vanaf 1-1-2015)

  • De Wajong2015 is bedoeld voor mensen die volledig en duurzaam geen arbeidsvermogen hebben. Indien er in de Wajong2015 sprake is van een inkomen wordt dit volledig verrekend met de Wajong-uitkering.

Participatiewet:

De Participatiewet kent drie voorwaardelijke vrijlatingsregelingen, waarbij geen samenloop mogelijk is:

  • een tijdelijke vrijlating van 25% van het arbeidsinkomen met een maximum van 201 euro per maand gedurende maximaal 6 maanden;

  • een tijdelijke vrijlating van 12,5% van het arbeidsinkomen met een maximum van € 125,67 per maand gedurende maximaal aaneengesloten 30 maanden voor alleenstaande ouders;

  • een structurele vrijlating van 15% met een maximum van € 127,46 voor mensen met een medische urenbeperking (vast te stellen door UWV).

  • Daarnaast kent de Participatiewet een vrijlating van een één- of tweemalige voorwaardelijke stimuleringspremie van ten hoogste € 2.404,00 per kalenderjaar.

Vergelijking van effect loonaanvulling Wajong en vrijlatingen Participatiewet

Onderstaande grafiek brengt de verschillen in beeld tussen de Participatiewet en de verschillende regimes in de Wajong van het bedrag dat iemand er op vooruit gaat, wanneer deze aan de slag gaat.

Grafiek effect loonaanvulling en vrijlatingsregeling op totaalinkomen*

Grafiek effect loonaanvulling en vrijlatingsregeling op totaalinkomen*

* Met ingang van 1-1-2018

WIA

  • In de loongerelateerde WGA- en de IVA-uitkering wordt 70% van het inkomen verrekend met de uitkering (betrokkenen houden 30% over).

  • In de fase na de loongerelateerde uitkering wordt inkomen verdiend binnen de vastgestelde resterende verdiencapaciteit niet verrekend met de uitkering. Wanneer uitkeringsgerechtigden een inkomen verdienen dat boven de resterende verdiencapaciteit uitgaat, wordt 70% van het inkomen verrekend met de uitkering (betrokkenen houden 30% over).

WAO

  • Inkomen binnen de resterende verdiencapaciteit wordt niet verrekend met de uitkering. Er is geen eenduidig antwoord te geven wat betrokkenen over houden aan inkomen uit werk boven de resterende verdiencapaciteit. Dit komt doordat in de WAO sprake is van zeven arbeidsongeschiktheidsklassen met een bijbehorend uitkeringspercentage (vergelijkbaar met de oWajong). Als WAO-gerechtigden gaan werken en een inkomen verdienen boven de vastgestelde resterende verdiencapaciteit, wordt dat inkomen verrekend met de uitkering. Door de systematiek van arbeidsongeschiktheidsklassen is er geen vast percentage aan inkomen dat zij overhouden.

Vraag 3

Kunt u uitleggen welke beleidsmatige gedachte schuilt achter het verschil tussen een Wajong-gerechtigde (als Lilianne) die haar gehele bijverdiensten moet inleveren en iemand met een bijstandsuitkering die een kwart van zijn extra inkomsten mag houden met een maximum van 201 euro per maand?

Antwoord 3

De Wajong heeft het karakter van een activerende regeling voor mensen met een arbeidshandicap, waarbij uitstroom uit Wajong geen expliciet doel is. De Wajong kent in tegenstelling tot de Participatiewet geen partnerinkomens- of vermogenstoets. Bij de totstandkoming van de Wajong2010 was het uitgangspunt dat een jonggehandicapte in de regel meer zal verdienen dan 20% WML en dat het wenselijk was voor hen een sterkere financiële prikkel in te bouwen om de verdiencapaciteit zoveel mogelijk te benutten. Zoals hierboven vermeld gaat (meer) werken lonen boven de genoemde drempel van 20% WML. Van elke extra verdiende euro aan loon, behoudt de Wajonger2010 50 cent, tot een maximum van 100% WML als totale inkomen. Bij inkomsten van 70% WML of meer wordt aangevuld tot 100% WML. Bij instroom in de Wajong2010 vond nog geen definitieve beoordeling plaats. De veronderstelling was dat jongeren zich nog verder konden ontwikkelen. Na het bereiken van de leeftijd van 27 jaar én 7 jaar arbeidsondersteuning was de verwachting dat deze ontwikkeling gereed was en zou een definitieve beoordeling worden uitgevoerd. Deze definitieve beoordeling is geschrapt, maar de loonaanvulling wijzigt wel op dat moment. Het loon boven de drempel van 20% wordt op dat moment aangevuld tot 100% WML.

De Participatiewet heeft het karakter van een vangnet. Hoofddoel van de Participatiewet is mensen die niet met eigen middelen in het levensonderhoud kunnen voorzien te ondersteunen zodat zij niet meer afhankelijk zijn van dit vangnet. Om mensen te stimuleren meer te gaan werken zijn in de bijstand tijdelijke voorwaardelijke vrijlatingsregelingen opgenomen. Na afloop van de periode worden de inkomsten uit arbeid weer verrekend met de bijstanduitkering.

Vraag 4

In welke situaties krijgt een Wajong-gerechtigde wel daadwerkelijk meer geld als hij naast de uitkering gaat werken (bij een werkgever of met een eigen bedrijf) dan met de uitkering alleen? Klopt het dat een Wajong-gerechtigde die 350 euro bijverdient, 700 euro moet terugbetalen en er dus netto 350 euro op achteruit gaat?

Vraag 5

Hoeveel Wajong-gerechtigden gaan er netto op achteruit doordat zij naast hun Wajong-uitkering werken?

Vraag 6

Wat gaat u doen om te voorkomen dat arbeidsgehandicapten er op achteruit gaan als zij gaan werken?

Antwoord 4, 5 en 6

oWajongers hebben de mogelijkheid om over te stappen naar de Wajong2010 en stromen dan als zij 27 jaar of ouder zijn in de voortgezette werkregeling in. In het bijzondere geval dat een oWajongers gaat werken met verdiensten van meer dan 20% WML en minder dan 24% WML gaat deze er in de oWajong bruto in inkomen iets op achteruit. Er zijn mij geen gevallen bekend van oWajongers die in deze bijzondere situatie verkeren. Indien deze oWajonger overstapt naar de Wajong2010 wordt zijn loon vanwege verdiensten van meer dan 20% WML aangevuld tot 100% WML. Hij gaat er dan in inkomen op vooruit in plaats van achteruit.

Zoals geschetst in mijn antwoord bij vraag 2 gaat een oWajonger die aan het werk gaat er behoudens in onderstaande situatie altijd in totaalinkomen op vooruit. Wajongers in de Wajong2010 (voortgezette) werkregeling gaan er bij werken op vooruit wanneer zij verdiensten hebben van meer dan 20% WML. Wel is meer gaan werken in de oWajong niet altijd lonend. Een oWajonger kan bij meer werken door de uitbreiding van het aantal uren of het inkomen in een volgende arbeidsongeschiktheidsklasse terecht komen, waardoor het totaalinkomen afneemt (zie ook grafiek bij vraag 2).

De door u aangehaalde casus heeft betrekking op een oWajonger. Het klopt niet dat een oWajonger enkel omdat deze € 350 meer verdient er dan € 350 netto op achteruit gaat. Er kan sprake zijn van wisselende inkomsten uit een dienstverband. UWV stelt altijd op voorschotbasis een uitkering beschikbaar op basis van verwachte inkomsten. Hierover worden afspraken gemaakt met de oWajonger. Na afloop van de voorschotperiode, die 3 tot 6 maanden duurt, wordt bekeken wat de definitieve inkomsten van de oWajonger waren. Indien deze inkomsten hoger of lager blijken te zijn dan vooraf ingeschat, wordt de uitkering achteraf bijgesteld. Dit kan, vanwege de zaagtand in de oWajong bij klassenwisselingen, over meerdere maanden leiden tot forse bedragen die moeten worden terugbetaald of worden nabetaald. Ik wil u er nogmaals op wijzen dat een oWajonger ook de mogelijkheid heeft om over te stappen naar de Wajong2010.

Vraag 7

Hoe worden de bijverdienmogelijkheden, inclusief het risico er op achteruit te gaan, door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) op haar website helder aan de uitkeringsgerechtigden uitgelegd?

Antwoord 7

Op de website van UWV wordt voor de verschillende Wajong-regimes uitgebreid aandacht besteed aan de vraag wat de gevolgen zijn voor de uitkering als de Wajonger gaat werken of inkomen gaat genieten. Bovendien zijn er voor de oWajong en Wajong2010 rekenhulpen beschikbaar gesteld, waarmee de Wajonger een proefberekening kan maken van de uitkeringshoogte bij een bepaald inkomen. Zo kan de Wajonger een inschatting maken van de gevolgen die het (meer) gaan werken heeft op zijn of haar uitkering.

Vraag 8

Hoeveel Wajongers werkten naast hun uitkering in 2017, 2016, 2015, 2014, 2013 en 2012?

Antwoord 8

Onderstaande tabel geeft inzicht in het aantal werkende Wajongers in de oWajong en Wajong2010. Voor 2017 zijn nog geen gegevens beschikbaar.

Tabel aantal werkende Wajongers
 

2012

2013

2014

2015

20161

oWajong

46.289

44.163

43.368

42.703

42.882

Wajong2010

6.730

8.900

12.228

13.685

14.926

Totaal

53.019

53.063

55.596

56.388

57.808

Bron: (bestanden) UWV monitors arbeidsparticipatie

X Noot
1

voorlopige cijfers UWV.

Vraag 9

Bent u bereid te regelen dat mensen met een Wajong-uitkering of WAO-uitkering ook 25% van hun bijverdiensten mogen houden?

Antwoord 9

Zoals ik u in mijn antwoord op vraag 1 heb aangegeven heb ik uw Kamer toegezegd bij de thans lopende beleidsdoorlichting Wajong specifiek aandacht te besteden aan de verschillen in en effecten van de loonaanvullingsystematiek in de Wajong. Voor het aanpassen van de loonaanvullingsystematiek is wetgeving nodig. Ik laat de besluitvorming hierover aan een volgend kabinet.

Zoals aangegeven bij vraag 2, is er geen uniform percentage van het inkomen dat WAO-gerechtigden over houden aan inkomen dat boven de resterende verdiencapaciteit uitgaat. In de beleidsdoorlichting WAO is de beleidsoptie opgenomen de verrekeningssystematiek analoog aan de WIA aan te passen, waar 70% van het inkomen verrekend wordt. Het gevolg van deze optie is dat een deel van de werkende WAO’ers er op vooruit zou gaan, maar ook een deel achteruit. In de kabinetsreactie heeft het kabinet aangegeven deze optie niet over te nemen, omdat het de uitkeringsrechten van WAO’ers niet wil aantasten5.

Vraag 10

Bent u bereid het maximumbedrag van 201 euro dat mensen in de bijstand mogen bijverdienen aanzienlijk te verhogen en voor alle relevante uitkeringsgerechtigden te laten gelden?

Antwoord 10

In het kader van het Tijdelijk Besluit Experimenten Participatiewet dat op 1 april 2017 in werking is getreden, krijgen deelnemende gemeenten de mogelijkheid om onder andere te experimenteren met de inkomensvrijlating die afwijkt van de bestaande vrijlatingsregeling in de Participatiewet. In een experiment kunnen gedurende 24 maanden de inkomsten uit arbeid tot 50%, met een maximum van € 199 per maand worden vrijgelaten. Hiermee is de duur van vrijlating verruimd van zes naar 24 maanden. Daarnaast is er ten opzichte van de huidige situatie het percentage dat vrij gelaten kan worden verdubbeld van 25% naar 50%. Afhankelijk van de uitkomsten van de experimenten is het aan een volgend kabinet om te bezien of de aanpassing van de huidige regeling aan de orde is.

Vraag 11

Kunt u helder aangeven wat de gevolgen zijn van het werken van een bepaald aantal uren per week voor het recht op een Wajong-uitkering?6

Antwoord 11

Het voor een aantal uren aan het werk gaan in een dienstbetrekking kan effect hebben op het recht op een Wajong-uitkering. De Wajong kent drie hoofdregimes en voor elk regime kan aan het werk gaan anders uitwerken.

oWajong

  • Wanneer een oWajonger gaat werken worden inkomsten uit arbeid conform antwoord op vraag 2 vijf jaar lang verrekend.

  • Als de Wajonger dit werk volhoudt en geen ondersteuning meer nodig heeft, wordt na vijf jaar het Wajongrecht herzien (plaatsing in andere AO klasse) of beëindigd. Herziening van dit recht kan alleen na een herbeoordeling door UWV. Wanneer de arbeidsongeschiktheid minder dan 25% arbeidsongeschikt is, eindigt het recht op Wajong. Bij de herbeoordeling weegt UWV mee of er sprake is van een voorziening.

  • Een dienstbetrekking op basis van de Wsw (beschut en begeleid werk) is nooit een reden om het recht op Wajong te beëindigen.

  • Bij klachten door dezelfde ziekte of handicap kan opnieuw een oWajong-uitkering verkregen worden binnen vijf jaar na beëindiging van de uitkering en bij minstens 25% arbeidsongeschiktheid.

Wajong2010

  • Wanneer een Wajonger2010 gaat werken worden de inkomsten conform antwoord op vraag 2 verrekend. Het recht op een Wajong-uitkering eindigt:

  • indien een Wajonger een jaar lang meer dan het WML heeft verdiend of;

  • indien een Wajonger na vijf jaar gewerkt te hebben in staat is ten minste 75% van het maatmaninkomen te verdienen (veelal het WML);

  • tenzij de Wajonger gebruik maakt van een vervoersvoorziening, intermediaire voorziening (doventolk; voorleeshulp) of persoonlijke ondersteuning (jobcoach).

  • Een dienstbetrekking op basis van de Wsw (beschut en begeleid werk) is nooit een reden om het recht op Wajong te beëindigen.

  • Bij klachten door dezelfde ziekte of handicap kan opnieuw een Wajong2010-uitkering verkregen worden binnen vijf jaar na beëindiging van de uitkering en bij minstens 25% arbeidsongeschiktheid.

Wajong2015

  • De toegang tot de Wajong is met ingang van 1 januari 2015 beperkt tot jonggehandicapten die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Een aantal uren aan het werk gaan kan effect hebben op het recht op een Wajong uitkering. Op het moment dat een persoon aan de slag gaat, laat hij immers zien dat hij kan werken.

  • Het feit dat iemand kan werken betekent niet automatisch dat betrokkene arbeidsvermogen heeft (conform de criteria zoals gesteld in de Wajong 2015) en dat hij daarmee geen recht (meer) heeft op uitkering Wajong 2015. De Wajong2015 kent bijvoorbeeld een ondergrens voor arbeidsvermogen: niet aaneengesloten meer dan een uur werken of niet minimaal 4 uur belastbaar per dag.

  • Indien een Wajonger2015 gaat werken en inkomsten genereert, worden deze inkomsten verrekend met de Wajong2015 uitkering.

  • Het ontvangen van (incidentele) inkomsten is geen reden om de uitkering stop te zetten. Een bestaand recht op Wajong 2015 kan pas worden aangepast na een nieuwe beoordeling door UWV. Het hebben van arbeidsinkomsten kan wel een aanleiding zijn om opnieuw te beoordelen of betrokkene arbeidsvermogen heeft. Zo ja, dan zal het recht op Wajong 2015 worden beëindigd na uitlooptermijn van twee maanden (om de klant aan de gewijzigde situatie te laten wennen).

Vraag 12

Hoe wilt u voorkomen dat WAO-gerechtigden afgeschrikt worden om te gaan werken of een eigen bedrijf te beginnen, doordat zij na vijf jaar niet meer aanspraak kunnen maken op de WAO-uitkering indien het weer slechter met ze gaat?

Antwoord 12

Het inkomen wordt de eerste vijf jaar verrekend met de uitkering zonder definitieve gevolgen voor het WAO-recht. Dit heeft voor de uitkeringsgerechtigde als voordeel dat hij de oude uitkering ontvangt zodra de verdiensten uit arbeid (boven de resterende verdiencapaciteit) wegvallen. Na vijf jaar wordt het WAO-recht herzien. Hieruit kan komen dat het recht op een WAO-uitkering eindigt. Als betrokkene binnen vijf jaar na het eindigen van het recht op uitkering echter weer arbeidsongeschikt wordt uit dezelfde oorzaak als waarvoor hij eerder een WAO-uitkering ontving, is er opnieuw recht op de uitkering. Naar mijn mening is hiermee voldoende geborgd dat betrokkenen niet «afgeschrikt worden» te gaan werken of een eigen bedrijf te beginnen.


X Noot
4

Wanneer een Wajonger verwijtbaar minder dan 20% WML aan inkomsten heeft, wordt zijn uitkering verlaagd naar 55% WML. Hij gaat er dan in termen van totaal inkomen op achteruit. Dit komt vrijwel nooit voor.

X Noot
5

Kamerstuk 30 982, nr. 18.

Naar boven