Vragen van de leden Dijksma en Van den Hul (beiden PvdA) aan de Minister voor Medische Zorg over het bericht «Te weinig cardiologen hebben verstand van het vrouwenhart» (ingezonden 30 januari 2018).

Antwoord van Minister Bruins (Medische Zorg) (ontvangen 13 februari 2018)

Vraag 1

Kent u het bericht «Te weinig cardiologen hebben verstand van het vrouwenhart»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat vindt u van de conclusies dat in Nederland wekelijks vrouwen overlijden door gemiste diagnoses?

Antwoord 2

Als het missen van een diagnose vermijdbaar is, is dat natuurlijk verschrikkelijk.

Over de uitspraak dat in Nederland wekelijks vrouwen overlijden door gemiste diagnose lopen de meningen uiteen. De Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (NVVC) herkent zich niet in deze uitspraak. De sterfte aan hart- en vaatziekten is in de afgelopen 30 jaar gedaald en de sterfte aan hart- en vaatziekten is sinds 2 jaar niet meer doodsoorzaak nummer 1 bij vrouwen. Veel sterfgevallen bij vrouwen ten gevolge van hart en vaatziekten vinden plaats in de leeftijdscategorie boven 85 jaar.

Vraag 3

Deelt u de mening van de cardiologen Maas en Wittekoek dat er behoefte is aan specifieke kennis over het vrouwenhart? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Ja. Als die kennis bijdraagt aan betere behandeluitkomsten is het van belang dat die kennis een plaats krijgt in de relevante opleidingen. Mede dankzij de inspanningen van prof. Maas de afgelopen jaren is er meer aandacht voor genderspecificiteit binnen de cardiologie ontstaan en is kennis hieromtrent toegenomen onder alle cardiologen in Nederland. Voortschrijdende kennis hierover komt aan bod in het nascholingsprogramma van het CardioVasculair Onderwijs Instituut (CVOI). In het geheel vernieuwde opleidingsplan Cardiologie, waarin beschreven wordt wat gedurende de medische vervolgopleiding tot cardioloog de arts-assistent aan kennis en kunde moet opdoen, is apart beschreven dat «kennis en ervaring moet worden opgedaan inzake genderspecificiteit». Tevens wordt de arts-assistent in het laatste jaar van de opleiding de mogelijkheid geboden gedurende een half jaar een verdiepingsstage over dit onderwerp te volgen.

Vraag 4

Welke rol ziet u weggelegd voor de overheid om ook vrouwen zelf meer bewust te maken van de symptomen van hartklachten?

Antwoord 4

De laatste jaren is samen met de Nederlandse Hartstichting en Women inc gewerkt aan de bewustwording over hart- en vaatziekten bij vrouwen. Een voorbeeld daarvan is de jaarlijks terugkerende publiekscampagne Dress Red Day in de maand september. Met deze campagne wordt aandacht gevraagd voor het onderwerp bij zorgverleners en het grote publiek. Ik zie geen rol voor mij weggelegd om aanvullende voorlichtingcampagnes te starten.

Vraag 5

Bent u bereid in overleg te treden met ziekenhuizen en medische opleidingen hoe meer kennis kan worden opgedaan over het vrouwenhart?

Antwoord 5

In de zomer van 2016 is in opdracht van het Ministerie van VWS het ZonMw Kennisprogramma Gender en Gezondheid gestart. Dit programma heeft tot doel de kennisachterstand over man-vrouwverschillen in gezondheid en zorg te verkleinen. Vanuit dit programma is budget beschikbaar gesteld aan het College Geneeskundige Specialismen (CGS) voor het project «Gendersensitieve zorg in de geneeskundige vervolgopleidingen». Dit project is gericht op het gendersensitief maken van het geneeskundig onderwijs, met als doel dat in vijf geneeskundige vervolgopleidingen aandacht komt voor gendersensitieve zorg. Cardiologie is een van de vijf opleidingen. De komende tweede jaar wordt de focus van het programma verlegd van kennisontwikkeling naar kennistoepassing in onderwijs en praktijk. Op deze wijze draag ik bij aan de beoogde kennisontwikkeling.

Vraag 6

Kunt u aangeven wat de effecten zijn van de in 2016 door Minister Schippers uitgetrokken 12 miljoen euro voor gezondheidszorg voor vrouwen?2

Antwoord 6

Het budget van € 12 miljoen betreft het ZonMw Kennisprogramma Gender en Gezondheid. Het kennisprogramma is gericht op twaalf thema’s. Eén van deze thema’s betreft hart- en vaataandoeningen. ZonMw werkt hierbij samen met de Hartstichting. Het kennisprogramma is gestart in de zomer van 2016. In datzelfde jaar zijn er (over alle 12 thema’s bij elkaar) 9 kennissyntheses gehonoreerd, waarvan 5 op hart- en vaataandoeningen. We verwachten de eerste eindresultaten van deze kennissyntheses in de zomer van 2018. In 2017 zijn er 15 onderzoeksprojecten gehonoreerd met een looptijd van maximaal 4 jaar, waarvan 4 op hart- en vaataandoeningen. De eerste tussentijdse resultaten van deze onderzoeksprojecten worden verwacht vanaf de zomer 2019.


X Noot
1

NOS, 28 januari 2018

X Noot
2

Trouw, 7 maart 2016

Naar boven