Vragen van het lid Van Kent (SP) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de werkwijze van de commerciële arbodienst GOED (ingezonden 7 september 2017).

Antwoord van Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 5 oktober 2017).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «Ongezonde strijd rond ziekbed van werknemer» over onder andere de werkwijze van commerciële arbodienst GOED?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Bent u inmiddels bereid te erkennen dat de werkwijze van GOED, zoals die in juli jl. door middel van schriftelijke vragen aan is gekaart, geen incident is maar structureel?2

Antwoord 2

Het is niet aan mij een inhoudelijk oordeel te geven over de individuele casus van de arbodienst GOED. Incidenten kunnen, mede gezien de omvang van het werkveld en de belangen van werknemers en werkgevers, zich altijd voordoen. Ik ben van mening dat het huidige systeem van gecertificeerde arbodiensten en BIG-geregistreerde bedrijfsartsen in het algemeen naar behoren functioneert.

Indien zich incidenten voordoen dan dienen deze binnen het systeem te worden aangepakt. Een werknemer of patiënt kan ondermeer een klacht indienen bij de betreffende arbodienst, een bedrijfsarts verzoeken om een second opinion of zich tot de tuchtrechter of de Inspectie Gezondheidzorg wenden.

Vraag 3

Wat vindt u ervan dat GOED structureel «nepbedrijfsartsen» inzet die niet de vereiste opleiding tot bedrijfsarts hebben doorlopen?

Antwoord 3

Ik vind het verwerpelijk indien een arts of een andere persoon zich onterecht voordoet als bedrijfsarts. Werknemers hebben recht op goede bedrijfsgezondheidszorg en een bedrijfsarts speelt daarin een centrale rol.

Vraag 4

Staat u nog steeds achter uw antwoord dat GOED meerdere bedrijfsartsen in dienst zou hebben? Hebben zij ook daadwerkelijk de specifieke opleiding tot bedrijfsarts doorlopen?3

Antwoord 4

De arbodienst voldoet op dit moment aan de eisen zoals opgenomen in de certificatieregeling arbodiensten waaronder het beschikken over tenminste één BIG-geregistreerde bedrijfsarts. Ik baseer dit op informatie van de certificerende instelling.

Vraag 5

Bent u het eens met de Patiëntenfederatie Nederland die in reactie op de werkwijze van GOED stelt: «Je moet er als werknemer op kunnen vertrouwen dat een echte bedrijfsarts tegenover je krijgt en niet één of andere cowboy die maar wat doet»?

Antwoord 5

Ik ben het met de Patiëntenfederatie Nederland eens dat je erop moet kunnen vertrouwen dat als een persoon zich kenbaar maakt als «bedrijfsarts» deze dat dan ook is.

Vraag 6

Bent u bereid per ommegaande handhavend op te (laten) treden bij de commerciële arbodienst GOED? Kunt u uw antwoord nader toelichten?

Antwoord 6

Arbodiensten worden periodiek beoordeeld door de certificerende instellingen. Ik heb geen handhavende bevoegdheid bij arbodiensten indien een persoon zich ten onrechte uitgeeft voor bedrijfsarts. Meldingen daarover kunnen bij de IGZ worden gedaan.

Ik heb begrepen dat naar aanleiding van de publicatie in de Volkskrant de certificerende instelling die aan GOED het certificaat arbodienst heeft verleend een extra beoordeling inlast die op korte termijn wordt uitgevoerd.

Vraag 7

Erkent u dat commerciële arbodiensten vooral de portemonnee van de werkgever dienen in plaats van het welzijn van de werknemer? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 7

Ik ben van mening dat bedrijfsartsen over het algemeen goed in staat zijn een onafhankelijke positie ten opzichte van de werkgever en de werknemer in te nemen. Bij de wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet per 1 juli 2017 zijn additionele bepalingen geïntroduceerd die de onafhankelijke positie van de bedrijfsarts verstevigen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het basiscontract waarover een werkgever moet beschikken en om meer mogelijkheden voor de bedrijfsarts om contacten met de medezeggenschap en de preventiemedewerker te hebben.

Vraag 8

Wat zegt het volgens u dat ondanks dat er legio voorbeelden zijn van misstanden bij commerciële arbodiensten er vorig jaar geen enkel certificaat is geschorst?4

Antwoord 8

Wat betreft het schorsen van certificaten merk ik op dat de certificaatverstrekkende instellingen in voorkomende gevallen wel degelijk tot schorsing en/of intrekking van het certificaat kunnen overgaan. In 2017 zijn van twee arbodiensten de certificaten geschort. In het geval niet aan de door de certificerende instelling gestelde eisen wordt voldaan zullen deze certificaten na het verstrijken van een periode van 6 maanden worden ingetrokken.

Certificatie biedt geen absolute garantie dat er nooit tekortkomingen zijn bij certificaathouders (zie hierover ook het kabinetsstandpunt over certificatie en accreditatie in het kader van het overheidsbeleid, Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 29 304, nr.5.

Het voorgaande laat onverlet dat de Stichting Beheer Certificatieregeling Arbodiensten (SBCA) is gesuggereerd de criteria in het certificatieschema arbodiensten voor het schorsen of intrekken van certificaten nog eens tegen het licht te houden en meer mogelijkheden voor maatregelen te overwegen.

Overigens onderschrijf ik uw stelling niet dat er sprake is van legio voorbeelden van misstanden bij arbodiensten.

Vraag 9

Erkent u dat, evenals bij de inburgering, marktwerking bij arbodiensten heeft geleid tot chaos en misstanden waarbij zeker het belang van de zieke werknemer niet gediend is?

Antwoord 9

Neen, ik verwijs hierbij naar de hiervoor vermelde antwoorden.

Vraag 10

Bent u bereid de wet aan te passen zodat het eigenrisicodragerschap voor werkgevers niet langer mogelijk is en de perverse prikkel voor zo goedkoop mogelijke arbodiensten komt te vervallen? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 10

Nee, daar zie ik geen aanleiding toe. Voor werkgevers spelen financiële motieven een rol bij hun keuze om eigenrisicodrager voor de Ziektewet (ZW) te worden. Door zelf het ZW-risico te dragen kunnen werkgevers immers hun verzuim- en premielasten beperken. Maar ook immateriële motieven spelen hierbij een rol. Er zijn werkgevers die zelf graag de regie willen houden als hun ex-werknemers ziek worden – in plaats van die over te laten aan UWV. De betrokkenheid bij het personeel kan tevens een overweging zijn voor werkgevers om ZW-eigenrisicodrager te worden. Ook is van belang dat eigenrisicodragerschap de re-integratie van de werknemer vaak ten goede komt. Dit is het gevolg van de band die bij eigenrisicodragen blijft bestaan tussen de werknemer en de werkgever. Werkgevers hebben immers doorgaans meer mogelijkheden – dan UWV – om de werknemer te re-integreren, bijvoorbeeld door re-integratie binnen hun eigen bedrijf. Door het eigenrisicodragerschap wordt het herstel van de werknemer en dienst terugkeer naar werk derhalve bevorderd.

In de ZW is geregeld dat de eigenrisicodragende werkgever de ZW-beslissing voorbereidt, het ziekengeld betaalt en verantwoordelijk is voor de re-integratie. Het UWV is echter eindverantwoordelijk voor de uitvoering van de ZW. Daarom kunnen werkgevers (of hun dienstverleners, zoals arbodiensten) niet zelfstandig beslissingen nemen over bijvoorbeeld het beëindigen van het recht op ziekengeld. Het UWV neemt dat besluit. Tegen dit besluit staat bezwaar en beroep open. Voorts heeft het UWV een controlerende taak wat betreft de inrichting van de verzuimregistratie door de ZW-eigenrisicodrager. Als de eigenrisicodragende werkgever deze taken niet naar behoren uitvoert, kan het UWV werkzaamheden overnemen en de kosten daarvan in rekening brengen bij de werkgever. Tot slot heeft de werknemer de mogelijkheid een second opinion te vragen bij een andere bedrijfsarts. Dit recht zal ik in de wet expliciteren. Zowel de rechtsbescherming van de werknemer als het toezicht op de uitvoering van de ZW is in mijn ogen gewaarborgd.


X Noot
1

Zie reconstructie de Volkskrant, «Ongezonde strijd rond ziekbed van werknemer», d.d. 1 september 2017

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2525

X Noot
3

Idem, zie antwoord 5

X Noot
4

Idem, zie antwoord 9

X Noot
5

Idem, zie antwoord 9

Naar boven