Vragen van het lid Hermans (VVD) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de signalen het meeverhuizen naar een verpleeghuis niet altijd mogelijk is (ingezonden 16 januari 2018).

Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 7 februari 2018).

Vraag 1

Kent u het artikel «He Ouwelui, Ga eens even dood»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Klopt de bewering in het artikel dat de mogelijkheid van het meeverhuizen van een partner weliswaar in de wet staat, maar zorginstellingen niet verplicht zijn om de mogelijkheid daartoe aan te bieden? Zo nee, waar blijkt dit uit? Zo ja, wat is daarvan de achtergrond en komt het vaak voor, zoals het artikel suggereert?

Vraag 4

Deelt u de mening dat samen oud worden een essentieel onderdeel is van goede en liefdevolle zorg?

Antwoord 2 en 4

Ik vind het belangrijk dat echtparen samen kunnen blijven wonen, ook als één van de partners moet worden opgenomen in een zorginstelling. In de Wet langdurige zorg (Wlz) is expliciet geregeld dat de partner van een echtpaar waarvan een van beiden een geldige indicatie heeft voor opname in een instelling, opgenomen kan worden in dezelfde instelling zonder zelf over een indicatie te beschikken.

Hoewel partneropname mogelijk is op grond van de Wlz kan het voorkomen dat de zorginstelling van voorkeur niet beschikt over echtparenappartementen of dat deze reeds bezet zijn. Het is niet mogelijk na te gaan hoe vaak dit voorkomt. Partneropname wordt niet geïndiceerd door het CIZ, maar wordt geregistreerd op het moment dat de zorginstelling de niet-geïndiceerde partner opneemt. Indien de zorginstelling van voorkeur geen mogelijkheden heeft voor partneropname kunnen echtparen zich wenden tot het zorgkantoor. Het zorgkantoor heeft een inspanningsverplichting om bij een wens tot partneropname te bemiddelen naar een passende plek. 2

Of echtparen uiteindelijk kiezen voor partneropname hangt ook af van de situatie van de betrokken cliënten. Het komt voor dat de niet-geïndiceerde partner besluit, na het afwegen van de mogelijkheden, geen gebruik te maken van de mogelijkheid tot partneropname bijvoorbeeld omdat het geboden woon- of zorgklimaat voor de niet-geïndiceerde partner onvoldoende aansluit bij zijn of haar wensen en behoeften (bijvoorbeeld een niet-geïndiceerde partner zonder dementie op een gesloten afdeling voor psychogeriatrie).

Vraag 3

Hoe werkt dit in de praktijk na overlijden van de partner voor wie de indicatie in het kader van de Wet langdurige zorg (Wlz) gold? Kan de mee verhuisde partner in alle gevallen blijven wonen in de zorginstelling? Zo nee, wat zijn redenen waarom dit niet kan? Heeft u een idee hoe vaak dit voorkomt? Welke verplichting heeft de zorginstelling om een passende plek te vinden voor de achtergebleven partner?

Antwoord 3

In de Wlz is tevens geregeld dat de niet-geïndiceerde partner het recht op verblijf behoudt in die instelling na het overlijden van zijn of haar echtgenoot dan wel na het vertrek van zijn of haar echtgenoot naar een andere instelling. De niet-geïndiceerde (achtergebleven) partner heeft hiermee het recht om in de instelling te blijven wonen en kan niet worden verplicht te verhuizen. Het is wel zo dat wanneer de niet-geïndiceerde partner in een wooneenheid met een intramurale toelating voor twee plaatsen woont, hij of zij dan binnen redelijke termijn moet verhuizen naar een eenpersoons wooneenheid. De niet-geïndiceerde partner blijft een eigen bijdrage voor het verblijf in de instelling betalen.

Het komt voor dat de woonwensen van de niet-geïndiceerde partner na het overlijden veranderen. In voorkomende gevallen kan de zorginstelling ondersteunen bij het vinden van een passende nieuwe woonsituatie. De zorginstelling is hiertoe echter niet verplicht.


X Noot
1

GeenStijl, van 14 januari 2018: https://www.geenstijl.nl/5140268/he-ouwelui-ga-eens-even-dood/

X Noot
2

Op 1-10-2017 is voor 1952 niet-geïndiceerde partners een indicatie voor partneropname (ZZP0) geregistreerd. Hiervan zijn 1548 niet-geïndiceerde partners daadwerkelijk opgenomen in een instelling. De afgelopen jaren groeit het aantal partneropnames in instellingen met ca. 200 per jaar. In ca. 400 gevallen komt om diverse redenen geen opname van de niet-geïndiceerde partner tot stand. (bron: Zorginstituut).

Naar boven