Vragen van het lid Gijs vanDijk (PvdA) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Infrastructuur en Waterstaat over de uitspraak van het Europese Hof van Justitie dat Uber een taxibedrijf is (ingezonden 8 januari 2018).

Mededeling van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 31 januari 2018).

Vraag 1

Kent u het artikel «Europees Hof vindt Uber een «gewoon» taxibedrijf en geen dienst»?1

Vraag 2

Bent u, net zoals het Europese Hof, van mening dat Uber een gewoon taxibedrijf is en zich daarom aan de geldende voorwaarden, zoals de cao Taxivervoer, moet houden voor personenvervoer?

Vraag 3

Heeft de uitspraak van het Europese Hof gevolgen voor Uber in Nederland? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

Vraag 4

Is er het afgelopen jaar (2017) sprake geweest van overtredingen op de taxiregelgeving bij Uber taxi’s? Heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport hierbij opgetreden? En zo ja, hoe vaak en waarvoor?

Vraag 5

In hoeverre vervult de app van Uber de rol als werkgever richting de taxichauffeurs? Zo ja, op welke manier? En zo nee, wat is dan de rol van de app richting de taxichauffeurs?

Vraag 6

Is er bij taxichauffeurs van Uber sprake van een afhankelijkheidsrelatie tot Uber? Zo ja, hoe beziet u de werkrelatie tussen Uber en haar chauffeurs? Zo nee, hoe zou u dan de relatie van Uber tot haar chauffeurs beschrijven?

Vraag 7

Bent u van plan te handhaven in het geval er sprake mocht zijn van werknemerschap en er dus een situatie is van schijnzelfstandigheid? Zo nee, waarom niet?

Mededeling

Hierbij deel ik u mee dat de beantwoording van de Kamervragen van het lid Gijs van Dijk (PvdA) over «de uitspraak van het Europees Hof van Justitie dat Uber een taxibedrijf is» (ingezonden 8 januari 2018) niet binnen de gestelde termijn van drie weken mogelijk is omdat voor de interdepartementale afstemming meer tijd nodig is.

Naar boven