Vragen van de leden Diertens en Paternotte (beiden D66) aan de Ministers voor Medische Zorg en van Economische Zaken en Klimaat over het monopolie van sportbonden (ingezonden 14 december 2017).

Antwoord van Minister Bruins (Medische Zorg), mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (ontvangen 30 januari 2018). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 821.

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Mark Tuitert euforisch na «historische uitspraak» Europese Commissie?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Welke gevolgen heeft deze uitspraak van de Europese Commissie voor Nederlandse sporters en sportbonden?

Antwoord 2

Uit de uitspraak is gebleken dat de Europese Commissie van oordeel is dat de ISU de regels hier onevenredig heeft gehanteerd. Er was in dit geval geen sprake van een redelijke verhouding tussen de beperkingen die gesteld worden en de doelstellingen die sportbonden en sporters hebben. Voor de Nederlandse schaatsers betekent dit dat zij, in goed overleg, deel kunnen gaan nemen aan wedstrijden georganiseerd buiten bondsverband zoals de voorgenomen Icederby.

De houding van de ISU staat op zichzelf en is niet representatief voor de houding van de andere sportbonden.

Vraag 3

Kan op basis van deze uitspraak een Nederlandse Betaalde Voetbal Organisatie (BVO) er bijvoorbeeld voor kiezen buiten de Nederlandse voetbalpiramide actief te worden?

Antwoord 3

Er is nog geen sprake van een casus waarbij een betaald voetbalorganisatie in Nederland of in een ander land ervoor kiest om buiten de landsgrenzen haar competitie te gaan spelen.

De reglementen van de wereldvoetbalbond FIFA schrijven voor dat Betaald Voetbalorganisaties vrij zijn om buiten de speelkalender deel te nemen aan wedstrijden. Wel is daarbij bepaald dat aangesloten bonden niet op het grondgebied van een andere bond mogen spelen, zonder dat die toestemming heeft verleend. Ook is het niet mogelijk zonder toestemming uit te komen in competities van andere landen.

Vraag 4

Bent u bekend met andere sportkoepels dan de Internationale Schaats Unie (ISU) die bij hen aangesloten sporters uitsluiten van deelname aan belangrijke toernooien of wedstrijden wanneer zij deelnemen aan wedstrijden die niet georganiseerd zijn door internationale of nationale bonden? Zo ja, welke koepels zijn dat?

Antwoord 4

Er zijn mij hiervan geen voorbeelden van bekend.

Vraag 5 en 6

Is het nodig Nederlandse wet- en regelgeving aan te passen aan deze uitspraak?

Welke voor- en nadelen heeft deze uitspraak in uw ogen?

Antwoord 5 en 6

In haar uitspraak is de Europese Commissie van oordeel dat de ISU-toelatingsregels concurrentieverstorend zijn. In bestaande jurisprudentie is al eerder bepaald dat een sportbond regels mag stellen aan de sport en de sportbeoefenaars, mits deze regels een legitiem doel dienen en de eventuele daaruit voortvloeiende beperkingen noodzakelijk en evenredig zijn voor het bereiken van die doelstelling. Ook is bevestigd dat de mededingingsregels van toepassing zijn wanneer er sprake is van een economische activiteit, hetgeen het geval is voor (semi-)beroepssporters. De uitspraak is dus niet relevant voor de amateur sport.

Bij het organiseren van semiprofessionele wedstrijden dient te worden voldaan aan het Europees recht (niet alleen de mededingingsregels, maar ook de regels over het vrij verkeer van diensten en personen). Eén van de punten waar de Commissie haar oordeel op baseert, is dat toetreding van eventuele nieuwe sportbonden niet gehinderd mag worden. Dit zou immers te grote negatieve effecten voor zowel de sporter als de toetredende bond met zich meebrengen, zoals een verminderde verzilverbaarheid van de carrière voor de sporter of een ontoereikend en niet-competitief deelnemersveld voor de toetredende bond. Terwijl meer concurrentie in een (semi-)professionele sport, bijvoorbeeld als gevolg van toename aan wedstrijden door een rivaliserende bond, juist kan leiden tot betere sportprestaties (bij de sporter) en meer toegang tot wedstrijden voor consumenten (de toeschouwers).

In het licht van bovenstaande zie ik geen aanleiding om wet- en regelgeving aan te passen.

Naar boven