Vragen van het lid Marcouch (PvdA) aan de Minister en Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de uitzetting van een «haatimam» van België naar Nederland (ingezonden 2 november 2016).

Antwoord van Minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie), mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (ontvangen 20 december 2016). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 603.

Vraag 1

Kent u het bericht «België zet Marokkaans-Nederlandse imam uit»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat de komst van een dergelijke imam naar Nederland ongewenst is? Zo ja, waarom en kunt u iets doen om die komst tegen te gaan? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?

Antwoord 2

Het ontzeggen van het verblijf van een burger van de Europese Unie om redenen van openbare orde of openbare veiligheid is mogelijk als het persoonlijke gedrag van de vreemdeling een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt. In dit geval ontzegt België verblijf van een Nederlander op haar grondgebied. Nederland maakt een eigen afweging ten aanzien van de Nederlandse nationale veiligheid. Vooralsnog is er in Nederland geen informatie beschikbaar dat betrokkene voor de Nederlandse nationale veiligheid een dreiging vormt. Gezien de ervaringen die de Belgen met betrokkene hebben, houden wij de uitspraken en de gedragingen van betrokkene de komende tijd nadrukkelijk in de gaten. Indien betrokkene in Nederland haatzaaiende uitspraken doet of oproept tot geweld wordt hier tegen opgetreden.

Vraag 3

Wat wordt bedoeld met de uitspraak «in het algemeen geldt dat Nederlanders de toegang tot Nederland niet kan worden ontzegd»? Zijn er dan bijzondere redenen om die toegang wel te ontzeggen? Zo ja, welke zijn dat?

Antwoord 3

Nederlanders kan de toegang tot Nederland niet worden geweigerd. Evenmin kunnen zij worden uitgezet. Uitzetten kan alleen wanneer iemand geen Nederlander is en bijvoorbeeld ongewenst vreemdeling is verklaard.

Vraag 4

Is het in het bericht gestelde dat het Ministerie van Veiligheid en Justitie het vonnis van de Belgische Raad voor Vreemdelingenbetwistingen bestudeert waar? Zo ja, wat is de uitkomst van die studie en in hoeverre kan die uitkomst van belang zijn voor het toelaten van deze imam tot Nederland dan wel het controleren van hem? Zo nee, wat is er dan niet waar?

Antwoord 4

Ik heb het arrest bestudeerd. Het arrest behelst geen strafrechtelijk oordeel en biedt geen aanknopingspunten voor een strafrechtelijke maatregel. Aangezien betrokkene beschikt over de Nederlandse nationaliteit is er ook geen vreemdelingenrechtelijke maatregel mogelijk. Er is voldoende reden om extra scherp te zijn op de uitspraken die betrokkene in het openbaar doet.

Vraag 5

Hoe en door wie wordt de komst van betrokkene scherp in de gaten gehouden?

Antwoord 5

Gemeenten, politie, openbaar ministerie en andere organisaties – binnen hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden – scherp zijn op het verblijf van betrokkene in Nederland. Ik kan hier niet in gaan op welke wijze zij dat doen.

Vraag 6

Hoe kunnen de Nederlandse autoriteiten, indien de in het bericht genoemde imam binnen 30 dagen zelf naar Nederland komt, daarvan op de hoogte raken?

Vraag 7

Is het mogelijk dat deze imam naar Nederland komt zonder dat dat door een gemeente, de politie of andere autoriteit wordt opgemerkt? Zo ja, waarom en wat zegt dat over de mogelijkheid om deze persoon in de gaten te houden? Zo nee, waarom niet?

Antwoorden 6 en 7

Het is mogelijk om vrij te reizen tussen België en Nederland. Hierdoor is het mogelijk dat iemand pas wordt opgemerkt als deze zich al in Nederland bevindt. De Belgische autoriteiten hebben de Nederlandse autoriteiten, waaronder de politie en het Openbaar Ministerie, geïnformeerd over het genomen besluit.

Indien zij genoodzaakt zijn over te gaan tot uitzetting, hebben zij mij verzekerd dit in overleg met de Nederlandse autoriteiten te doen binnen de daartoe bestaande afspraken.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden De Graaf en Wilders (beiden PVV), ingezonden 1 november 2016 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 810).

Naar boven