Vragen van het lid Van Tongeren (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over Otapan (ingezonden 7 april 2016).

Nader antwoord van Staatssecretaris Dijksma (Infrastructuur en Milieu) (ontvangen 29 september 2016).

Vraag 1, 2, 3, 4 en 5

Bent u bekend met het bericht «Eigenaren gifschip Otapan lieten geld via Nederland stromen»?1

Is het u bekend dat tijdens een Algemeen overleg op 2 februari 2012 uw ambtsvoorganger is verzocht de kosten van de sanering te verhalen op de eigenaren van de Otapan?2

Deelt u de mening dat, nu de eigenaren bekend zijn, de kosten voor sanering van de Otapan op hen verhaald moeten worden? Zo nee, waarom niet?

Welke stappen gaat u ondernemen om de kosten voor de sanering van de Otapan, inclusief wettelijke rente, te verhalen op de eigenaren van de Otapan of op de toenmalige bestuurders?

Overweegt u juridische stappen tegen bij de Otapan betrokken partijen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

Nader antwoord 1, 2, 3, 4 en 5

In antwoord op de Kamervragen van het lid Van Tongeren aangaande het kostenverhaal inzake het gifschip Otapan heb ik u op 3 juni 2016 laten weten te zullen onderzoeken in hoeverre kostenverhaal op de bestuurder van de vennootschap Basilisk en de eigenaren van die vennootschap thans mogelijk en opportuun is.

Medewerkers van mijn Ministerie hebben zeer grondig onderzoek verricht naar de juridische mogelijkheden en de feitelijke uitvoerbaarheid van deze mogelijkheden; bij dit onderzoek zijn ook medewerkers van de ILT betrokken. De resultaten van dit onderzoek dwingen mij tot de conclusie, dat het (opnieuw) entameren van een verhaalsprocedure, hetzij tegen de bestuurders van Basilisk hetzij tegen Basilisk zelf, niet zinvol is. Het onderzoek heeft geen overtuigend materieel bewijs opgeleverd van het feit, dat de bestuurders van Basilisk destijds bewust onrechtmatig hebben gehandeld jegens de Staat; zonder dergelijk bewijs is een verhaalsprocedure tegen deze personen zowel naar Nederlands als naar Mexicaans recht vrijwel kansloos. Daarnaast blijkt uit dit onderzoek, dat het entameren van een verhaalsprocedure tegen de bestuurder(s) van Basilisk dan wel tegen Basilisk zelf in de eerste plaats afstuit op een andere, procestechnische reden. Destijds in 2011 zijn verdere pogingen tot kostenverhaal gestaakt toen geen vestigingsadres van Basilisk kon worden achterhaald en tenuitvoerlegging van het Nederlandse verstekvonnis, zoals ik u op 3 juni jl. berichtte, onmogelijk bleek vanwege belemmeringen die door het Mexicaanse (proces)recht werden opgeworpen. Wanneer op dit moment een nieuwe vordering zou worden ingesteld zou de toewijzing daarvan reeds afstuiten op de regels van verjaring die door de wederpartij vrijwel zeker zullen worden ingeroepen; met andere woorden, een mogelijke vordering tegen de bestuurders of tegen de vennootschap is inmiddels verjaard.

De achtergrond hiervan is, dat de Staat geen rechtsmaatregelen meer heeft genomen nadat de in de periode 2007–2011 ondernomen pogingen om Basilisk in Mexico te dagvaarden en het door de Rechtbank Amsterdam gewezen verstekvonnis in Mexico ten uitvoer te laten leggen vruchteloos bleken.

Het treffen van nadere rechtsmaatregelen was destijds, in het licht van de toenmalige feiten en omstandigheden voor de Staat niet opportuun. Als gevolg daarvan zijn de verjaringstermijnen toen gaan lopen en deze zijn inmiddels- naar Mexicaans en overigens ook naar Nederlands recht -verstreken waardoor vorderingen tegen de vennootschap Basilisk alsook tegen de bestuurders hoogstwaarschijnlijk reeds om die reden zullen worden afgewezen.

Op grond van deze bevindingen acht ik het alsnog nemen van nadere juridische stappen tegen de toenmalige bestuurder(s) van de vennootschap noch ook overigens tegen de vennootschap zelf, ondoelmatig.

Naar boven