Vragen van de leden Van Miltenburg en Van Oosten (beiden VVD) aan de Ministers van
Veiligheid en Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht
«OM kan aangiften discriminatie niet aan, slechts kwart behandeld» (ingezonden 29 september
2016).
Antwoord van Minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) mede namens de Ministers
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(ontvangen 21 november 2016)Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017,
nr. 388
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht van RTL Nieuws van 22 september 2016 «OM kan aangiften
discriminatie niet aan, slechts kwart behandeld»?
Vraag 2 en 3
Klopt het bericht dat slechts een kwart van de aangiftes behandeld worden door het
openbaar ministerie (OM)?
Waarom wordt slechts een klein deel van de aangiftes door de politie doorgestuurd
naar het OM? Hoe beoordeelt u het feit dat er zoveel aangiftes bij de politie blijven
liggen?
Antwoord 2 en 3
Ja, dat klopt. Voor een verklaring hiervoor verwijs ik naar het antwoord op de vragen
2 en 3 van het lid Marcouch (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 563).
Vraag 4
In het WODC rapport «Discriminatie: van aangifte tot vervolging» uit 2015 kon het
OM niet verklaren waarom het aantal geregistreerde specifieke discriminatiezaken bij
het OM afneemt; hoe kan het dat het OM het nu wel kan verklaren?
Antwoord 4
Het WODC-onderzoek waar u naar verwijst heeft een wetenschappelijke status. Er kan
geen wetenschappelijk geverifieerde verklaring worden gegeven voor de afname van het
aantal bij het OM geregistreerde discriminatiezaken.
Vraag 5
Hoe verhoudt dit lage percentage zich tot de oproep van het kabinet om altijd aangifte
van discriminatie te doen? Hoe is de prioritering bij de politie en het OM ten opzichte
van aangiftes over andere zaken?
Antwoord 5
Het beleid ten aanzien van de opvolging van aangiftes van discriminatie staat opgenomen
in de Aanwijzing Discriminatie. Vigerend beleid is dat alle aangiften betreffende
discriminatie door de politie worden opgenomen. Een aangifte leidt tot opname op de
lijst van discriminatie-incidenten.
Daarnaast is het beleid dat een aangifte altijd leidt tot een strafrechtelijk gevolg
(dagvaarding, strafbeschikking, sepot e.d.), tenzij de aangifte geen betrekking heeft
op een strafbaar feit en in overleg met het OM wordt besloten dat de aangifte achteraf
als melding wordt bestempeld. Ook meldingen en aangiften met betrekking tot internet
worden conform het bovenstaande behandeld. Internet aangiften worden in beginsel regionaal
afgedaan.
De politie dient ten tijde van de melding zorgvuldig af te wegen of deze melding dient
te leiden tot een aangifte. Het criterium daarvoor is of er enige kans is op een strafzaak
die eindigt in een strafbeschikking of dagvaarding. Indien dit het geval is dient
de politie dit aan de melder in overweging te geven. Een melding heeft in beginsel
geen strafrechtelijk vervolg. In het geval dat de melding niet tot een aangifte leidt,
verwijst de politie – indien dit in de rede ligt – de melder zoveel mogelijk door
naar een antidiscriminatievoorziening (ADV).
Vraag 6
Deelt u de mening dat deze berichtgeving over het OM geen positieve impuls zal geven
aan de aangiftebereidheid van slachtoffers? Wat vindt u hiervan? Hoe gaat u de aangiftebereidheid
juist stimuleren?
Antwoord 6
Ja, die mening deel ik en ik heb hierover ook mijn zorgen geuit aan de voorzitter
van het College van Procureurs-Generaal. Over de maatregelen die worden getroffen
om de aangiftebereidheid te verhogen bent u geïnformeerd in de brief over het Nationaal
Actieprogramma tegen Discriminatie 2016–20201.
Vraag 7
Deelt u de mening dat iedere vorm van discriminatie een ernstige zaak is en dat hier
serieus naar gekeken dient te worden? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet? Wat
vindt u ervan dat het OM voornemens is de richtlijn aanwijzing discriminatie aan te
passen?
Antwoord 7
Die mening deel ik. De opsporing en vervolging van discriminatiezaken blijft onverminderd
een prioriteit. Het is van belang dat mensen die zich schuldig maken aan discriminatie
en discriminatoir geweld ter verantwoording worden geroepen en bestraft. Daarop is
het beleid ook gebaseerd.
Voor een antwoord op het tweede gedeelte van uw vraag verwijs ik naar het antwoord
op vraag 5 van het lid Marcouch (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr.
563).