Vragen van het lid Thieme (PvdD) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over het onterecht afschieten van reeën op Terschelling (ingezonden 29 september 2016).

Antwoord van Staatssecretaris Van Dam (Economische Zaken) (ontvangen 18 november 2016). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 233.

Vraag 1

Kent u het bericht «Klokkenluider reeën geroyeerd»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat het aan de kaak stellen van misstanden bij afschot van (beschermde) dieren een wettelijke plicht is? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3 en 4

Deelt u de mening dat het royeren van een klokkenluider er in dit geval op duidt dat de wildbeheereenheid (WBE) zich kennelijk niet aan de bedoelingen van de wetgever wenst te houden? Zo ja, bent u bereid deze kwestie mee te nemen in de evaluatie van de Wet natuurbescherming, waarin u WBE’s een meer prominente rol in het faunabeleid heeft gegeven met meer bevoegdheden? Zo nee, waarom niet?

Heeft het voorgenomen royement van de klokkenluider uw vertrouwen in het functioneren van WBE's verkleind? Zo ja, in hoeverre en met welk gevolg? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3 en 4

Wildbeheereenheden zijn verenigingen met statuten en huishoudelijke reglementen. Het bestuur van de WBE beslist over toelating en royementen van de leden. De ledenraad van de WBE controleert het bestuur en kan het bestuur ter verantwoording roepen. Voor het goed functioneren van een WBE is een open cultuur met ruimte voor onderlinge discussie essentieel. Of daar in dit geval sprake van was en welke gebeurtenissen precies hebben geleid tot dit royement, kan ik niet beoordelen.

Een WBE dient zich bij haar taakuitoefening vanzelfsprekend te houden aan de voorwaarden uit de door de provincie verleende ontheffing. Het is aan de provincie om daar op toe te zien en, indien zij dat nodig acht, in te grijpen. Vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe Natuurbeschermingswet dienen binnen het bestuur van een faunabeheereenheid vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, die het doel behartigen van een duurzaam beheer van populaties van in het wild levende dieren in de regio waartoe het werkgebied van de faunabeheereenheid behoort, zitting te hebben. Zodoende is kritische reflectie op de uitoefening van populatiebeheer en schadebestrijding geborgd.

Vraag 5

Wat vindt u van de uitspraak van de voorzitter van de faunabeheereenheid (FBE): «Als dit allemaal niet tot ontploffing was gekomen, dan had er geen haan naar gekraaid»? Hoe rijmt deze uitspraak met de door u aan de FBE’s toegekende wettelijke taak het publieke belang te borgen?

Antwoord 5

Deze uitspraak laat ik voor rekening van de voorzitter van de Faunabeheereenheid.

Vraag 6

Bent u bereid centraal ingrijpen mogelijk te maken waar en wanneer provinciale vergunningverleners afschotvergunningen verlenen in strijd met de letter of de geest van de wet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?

Antwoord 6

Ik zie geen reden tot centraal ingrijpen. Ik heb er alle vertrouwen in dat provincies bij hun besluitvorming over aanvragen voor afschotvergunningen handelen naar de letter en de geest van de wet. Ik verwijs u tevens naar mijn antwoorden van 22 september 2016 op eerdere vragen van de PvdD over het wildbeheer op Terschelling (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 35).


X Noot
1

«Klokkenluider reeën geroyeerd», Leeuwarder Courant, 28 september 2016.

Naar boven