Vragen van het lid Van Gerven (SP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Economische Zaken over de slachtoffers van Q-koorts (ingezonden 3 oktober 2016).

Antwoord van Minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken (ontvangen 16 november 2016)Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 290

Vraag 1

Kunt u reageren op de uitspraken van de heer Van Vollenhoven dat de overheid open moet staan voor compensatie richting Q-koortsslachtoffers?1

Antwoord 1

Wij zijn ons terdege bewust van de grote gevolgen van chronische Q-koorts en QVS voor individuele patiënten en leven mee met alle mensen die op welke manier dan ook te maken hebben gekregen met deze ziekte. Over de afgelopen zeven jaar is al verschillende malen met u gewisseld dat de Staat geen aansprakelijkheid erkent voor de geleden schade en derhalve geen aanleiding voor compensatie ziet. Het kabinet heeft, in overleg met uw Kamer, in plaats daarvan besloten tot de oprichting en financiering van de Stichting Q-support. Dit is een onafhankelijke stichting die het aan hen ter beschikking gestelde budget (€ 10 miljoen) kan inzetten om Q-koortspatiënten te ondersteunen met onder andere advies, begeleiding en onderzoek. Deze Stichting is opgericht vanwege de uitzonderlijke en indringende gevolgen van de epidemie voor betrokkenen. We verwijzen u ook naar de brief die aan uw Kamer is gestuurd op 21 december 2012 («analyse van individuele financiële tegemoetkoming Q-koorts patiënten»).

Vraag 2 en 3

Kunt u reageren op de uitspraken van de heer Van Vollenhoven dat het wenselijk is te onderzoeken of en hoe de sector zijn eigen verantwoordelijkheid heeft genomen?

Heeft de sector in uw ogen zijn eigen verantwoordelijkheid genomen bij de Q-koortsepidemie?

Antwoord 2 en 3

De gezondheid en het welzijn van dieren is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de dierhouder (eventueel in samenspraak met de dierenarts), zoals beschreven in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd). De situatie kan anders zijn in het geval van een zoönose of aangifteplichtige dierziekte.

In de periode van de Q-koorts crisis is de sector altijd betrokken geweest. De commissie van Dijk heeft de Q-koorts epidemie uitgebreid geëvalueerd («Van Verwerping tot Verheffing», Q-koorts beleid in Nederland 2005–2010 van 22-11-2010). Daarbij heeft de commissie van Dijk ook naar de rol van de sector gekeken. De commissie adviseert de overheid om in de toekomst nog meer samen te werken met de direct betrokkenen. Daarbij stellen ze ook dat de betreffende sector in een eerder stadium moet worden aangesproken op de bestaande verantwoordelijkheden. De betreffende sector wordt nu dan ook meer structureel en nadrukkelijker betrokken, onder andere omdat zij gehoord worden in het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg zoonosen (BAO-Z).

Vraag 4

Wat is nu het officiële aantal doden, chronisch zieken en zieken van de Q-koortsepidemie?

Antwoord 4

Kalenderjaar

Totaal aantal ziekmeldingen per kalenderjaar

Aantal sterfgevallen

2016

Tot nu toe 6

2015

22

1

2014

28

0

2013

19

0

2012

66

1

2011

81

5

2010

504

11

2009

2.354

7

2008

1.000

1

2007

168

0

Bron: RIVM

Bij het RIVM worden alleen patiënten met acute Q-koorts gemeld. In totaal zijn er 4248 acute Q-koorts patiënten gemeld van 1 januari 2007 tot en met 27 september 2016.

Er bestaat in Nederland geen officiële systematische surveillance van sterfgevallen ten gevolge van Q-koorts. Door GGD-en worden alleen patiënten met acute Q-koorts gemeld. Als op het moment van melden bekend is dat het om een overleden patiënt gaat met acute Q-koorts wordt dit gerapporteerd. Het merendeel van de sterfgevallen zullen echter patiënten zijn met chronische Q-koorts. De rapportage van overleden patiënten met chronische Q-koorts gebeurt op vrijwillige basis door GGD'en en betreft een onderschatting van het werkelijke aantal overledenen ten gevolge van (chronische) Q-koorts.

Een betere schatting van het aantal sterfgevallen is beschikbaar vanuit de landelijke database die beheerd wordt door onderzoekers vanuit het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU), het Radboudumc, en het Jeroen Bosch ziekenhuis. De database is tot en met mei 2016 bijgewerkt en toen waren er 323 patiënten in opgenomen met waarschijnlijke of bewezen chronische Q-koorts. Q-koorts-experts van de drie ziekenhuizen hebben mede op basis van de database vastgesteld dat 66 patiënten met bewezen of waarschijnlijke chronische Q-koorts en 9 patiënten met acute Q-koorts zeker of waarschijnlijk aan Q-koorts zijn overleden.

Vraag 5

Erkent u dat slachtoffers schade hebben geleden van de Q-koorts?

Antwoord 5

Wij zijn ons er meer dan van bewust dat Q-koorts grote gevolgen heeft gehad: mensen zijn ernstig ziek geworden, overleden en de impact op de naasten is daarom enorm.

Vraag 6

Bent u bereid de slachtoffers te compenseren mede gezien het feit dat € 55 miljoen is besteed aan het compenseren van boeren en het ruimen van dieren?

Antwoord 6

Wij hebben in diverse brieven aan de Kamer en overleggen de argumenten van het kabinet rond individuele compensatie met elkaar gewisseld. Er is geen aanleiding om dit standpunt te heroverwegen. Zie ook het antwoord op vraag 1.

Vraag 7

Welke gegevens zijn er bij u bekend over de inschatting van de mate van financiële schade die de Q-koortsslachtoffers hebben geleden?

Antwoord 7

In het boek «Leven met Q-koorts», een uitgave van de stichting Q-support, dat uw Kamer op 23 september 2016 kreeg toegezonden (Kamerstuk 25 295, nr. 31), is een hoofdstuk opgenomen over de financiële schade van mensen met Q-koorts. Daarin wordt onder andere ingegaan op terugval in inkomsten. Volgens dit hoofdstuk heeft ongeveer 20% van de mensen die zich bij Q-support gemeld hebben een grote terugval in inkomsten gehad en heeft nog eens ongeveer 30% enigszins minder inkomen.

Vraag 8

Kunt u reageren op het feit dat in een grote geitenboerderij en tevens zorgboerderij in Voerendaal geestelijk gehandicapt personeel en een schoolklas in aanraking zijn gekomen met besmette geiten?

Antwoord 8

Over de gevolgen van de Q-koorts besmetting van dit bedrijf in Voerendaal zijn in 2012 twee wetenschappelijke publicaties verschenen. Daaruit blijkt dat op deze zorgboerderij veel van de zorgboeren en bezoekers besmet zijn geraakt met Q-koorts. De verhalen van de mensen achter die cijfers, zoals Zembla ze naar voren heeft gehaald, zijn heel illustratief en schrijnend. Vooral het verhaal van een van de kinderen van de schoolklas, die uiteindelijk aan epilepsie als gevolg van Q-koorts is overleden, en wiens verhaal ook in het boek «Leven met Q-koorts» is opgenomen, maakt diepe indruk.

Vraag 9

Vindt u dat de betreffende geitenhouder nalatig is geweest of vindt u dat hij zijn verantwoordelijkheid heeft genomen? Is de geitenhouder naar uw mening aansprakelijk?

Antwoord 9

Deze zaak is onder de rechter. Uw vraag over aansprakelijkheid kan niet door ons worden beantwoord.

Vraag 10

Kunt u reageren op de uitspraak dat 90% van de hulpboeren besmet is en meer dan 50% van de bezoekers?

Antwoord 10

Deze gegevens komen ook naar voren in de wetenschappelijke publicaties uit 2012. Het is duidelijk dat (hulp)boeren die veelvuldig in direct contact zijn met besmette geiten een hele grote kans lopen om te worden besmet. Uit de bevinding dat 50% van de bezoekers besmet is geraakt, blijkt dat bij een eenmalig bezoek aan een geitenbedrijf met een uitbraak van Q-koorts met abortus, het risico op besmetting hoog is.

Vraag 11

Hoeveel mensen zijn overleden, hoeveel chronisch ziek geworden en hoeveel miskramen zijn er geweest bij mensen die werkzaam waren op de boerderij in Voerendaal of deze met de school bezochten, aangezien bij een uitzending van Zembla is gebleken dat tenminste een persoon is overleden door Q-koortsbesmetting na in aanraking te zijn gekomen met besmette geiten van de stal?

Antwoord 11

Uit het wetenschappelijke artikel uit 2012 blijkt alleen hoeveel mensen besmet zijn geraakt. Niet hoeveel daarvan ook ziek zijn geworden of zijn overleden. Bij het RIVM zijn geen gevallen van abortus gemeld.

Vraag 12

Bent u ervan op de hoogte dat in Maasdriel plannen zijn om de op een na grootste geitenstal te bouwen met 5.000 geiten?

Antwoord 12

Ja. De Staatssecretaris van EZ heeft u daarover, naar aanleiding van Kamervragen van het lid Thieme, reeds bericht op 22 juni 2016.

Vraag 13

Wat is de afstand tot bewoning, wat is de veedichtheid in het gebied, en hoeveel geiten telt de gemeente?

Antwoord 13

Uit de opgestelde milieueffectrapportage blijkt dat de afstand van het bedrijf (rand bouwvlak) tot aan de dichtstbijzijnde woningen circa 110 meter bedraagt.

Er zijn in de gemeente Maasdriel (CBS, 2015) 3.624 melkkoeien, 2.213 schapen, 9.779 geiten, 378 paarden en pony’s, 10.230 varkens en 158.000 kippen. Voor geen van deze diersoorten kan Maasdriel worden aangemerkt als een veedicht gebied.

Vraag 14

Is er advies aan de GGD gevraagd betreffende de bouw van deze stal? Vindt u het raadzaam om advies aan de GGD te vragen in dit geval?

Antwoord 14

Elke gemeente is op basis van de wet Publieke Gezondheid verplicht de GGD om advies te vragen bij zaken die de gezondheid van de inwoners kunnen raken. In dit geval heeft GGD Gelderland-Zuid de plannen beoordeeld en een positief advies gegeven aan de gemeente, voorafgaand aan de voorgenomen wijziging van het bestemmingsplan voor deze locatie.

De inhoudelijke afweging over het verlenen van de omgevingsvergunning is een gemeentelijke verantwoordelijkheid. De provincie houdt toezicht op het gemeentelijk ruimtelijk beleid.

Vraag 15

Wat is de te verwachten uitstoot van fijnstof en endotoxinen? Wat is de huidige geurbelasting en hoe hoog wordt de geurbelasting met de vestiging van deze stal?

Antwoord 15

De gemeente Maasdriel heeft advies gevraagd aan GGD Gelderland-Zuid.

GGD Gelderland-Zuid concludeert dat bij de voorgenomen activiteiten gezondheidskundig geen onacceptabele situaties te verwachten zijn in de directe omgeving van het bedrijf. Vanuit gezondheidskundig oogpunt adviseert de GGD wel met klem de voorgenomen en aanbevolen maatregelen ter voorkoming van emissie te optimaliseren en te handhaven. Alleen dan zal het bedrijf minimaal bijdragen aan gezondheidsbelasting van te omgeving.

Volgens het opgestelde milieueffectrapport (MER) bedraagt de uitstoot van fijn stof (PM10) in de beoogde situatie 96.900,00 gram per jaar. In de referentiesituatie is sprake van een fijn stof emissie van 167.956,00 gram per jaar. Voor het aspect zeer fijn stof is er sprake van een toename van zeer fijn stof (PM2,5). In de referentiesituatie bedraagt de emissie zeer fijn stof 7.680,20 gram per jaar en in de beoogde situatie 27.030,00 gram per jaar. Het MER bevat geen gegevens over de te verwachten uitstoot van endotoxinen. De geuremissie van het bedrijf bedraagt in de referentiesituatie in totaal 21.886,70 ouE/s. In de beoogde situatie zal dit 95.880,00 ouE/s zijn.

Zie hiervoor ook: https://www.maasdriel.nl/data/downloadables/1/6/7/7/milieueffectrapportage.pdf


X Noot
1

Uitzendingen van Zembla d.d. 28 september 2016 en De Monitor d.d. 25 september 2016

Naar boven