Vragen van de leden RemcoBosma en Bosman (beiden VVD) aan de Minister van Economische Zaken over een nieuwe graaftechniek voor kabels (ingezonden 14 oktober 2016).

Antwoord van Minister Kamp (Economische Zaken) (ontvangen 15 november 2016)Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 430

Vraag 1

Bent u bekend met nieuwe graaftechnieken (insnijden, sleuven graven, micro trenching) om kabels zoals gebruikt voor telefoon, televisie en internet onder de grond aan te leggen?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u aangeven waarom er gekozen is voor een standaard diepte van 60 centimeter bij de aanleg van kabels?

Antwoord 2

Voor de aanleg van kabels bestaat geen wettelijk voorgeschreven diepte. De gewenste diepteligging van kabels kan voor een gebied waar veel leidingen dicht bij elkaar liggen anders zijn dan in een gebied waar er in de ondergrond nog volop ruimte is. Daarom zijn landelijke uniforme eisen niet geschikt.

In het verleden zijn, op initiatief van beheerders van kabel- en leidingnetwerken en gemeenten, door het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) een tweetal normen opgesteld over de diepteligging van kabels en leidingen. De diepte van 60 centimeter is uit deze normen afgeleid. Deze normen zijn niet verplicht maar adviserend. Overheden verwijzen in hun besluiten vaak naar deze NEN-normen.

De normen zijn goed van toepassing bij de ontsluiting van nieuwe objecten (woningen, bedrijven, enz.) als er nog geen kabels en/of leidingen in de grond aanwezig zijn. De normen geven echter minder houvast bij de veel vaker voorkomende situatie van aanleg van nieuwe kabels in grond waar reeds kabels of leidingen liggen. In dergelijke gevallen komt het neer op het vakmanschap en inzicht van de aannemer, en zo nodig overleg met grondbeheerder en de betreffende netwerkbeheerders hoe diep de nieuwe kabel neergelegd wordt.

Vraag 3

In hoeverre kan de gemeente, provincie of de rijksoverheid een vergunning afgeven voor andere dieptes waarop bedrijven kabels willen aanleggen?

Antwoord 3

Voor het aanleggen van kabels geldt de zogenaamde gedoogplicht. Deze gedoogplicht houdt in dat de eigenaar van gronden (de gedoogplichtige) moet toestaan dat een telecomaanbieder kabels aanlegt ten behoeve van het telecomnetwerk.

Wel moet een telecomaanbieder die kabels wil aanleggen overeenstemming bereiken met de gedoogplichtige over onder andere de wijze waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd. In dat kader kan de gewenste graafdiepte aan de orde komen. Dit betekent dat in het geval dat de gemeente, provincie of rijksoverheid de eigenaar is van de grond, zij met de telecomaanbieder kan onderhandelen over de diepte waarop de kabels dienen te worden aangelegd. Deze zogenaamde overeenstemmingprocedure is voorgeschreven in artikel 5.3 van de Telecommunicatiewet en geldt voor de aanleg van kabels in zowel openbare gronden als niet-openbare gronden.

Het merendeel van de kabels wordt aangelegd in openbare gronden. Vanuit haar coördinerende taak voor de ondergrond is hiervoor de instemming vereist van de gemeente binnen wiens grondgebied de werkzaamheden plaatvinden (zie artikel 5.4 van de Telecommunicatiewet). Als de gemeente de graafdiepte die is afgesproken tussen de gedoogplichtige en de aanbieder niet verantwoord vindt of als er geen graafdiepte is afgesproken, kan de gemeente een andere graafdiepte voorschrijven. Dit kan uitsluitend om redenen die in artikel 5.4 zijn genoemd, zoals veiligheidsoverwegingen, het beperken van overlast dan wel uit oogpunt van ondergrondse ordening. In het geval de gedoogplichtige een andere lokale overheid betreft, bijvoorbeeld de provincie, dan ligt het voor de hand dat er een praktische oplossing wordt gezocht. Dat kan bijvoorbeeld door een nauwere afstemming tussen overheden in de overeenstemmingsprocedure op basis van artikel 5.3.

In het geval dat de gemeente ook de eigenaar is van de grond (en dus ook gedoogplichtig is) dan zullen de overeenstemmingsprocedure en het nemen van een instemmingsbesluit elkaar overlappen. Het is gebruikelijk dat de gemeente deze activiteiten in de praktijk tegelijkertijd uitvoert. Het ligt in de rede dat de gemeente bij het afgeven van het instemmingsbesluit niet zal afwijken van hetgeen in het kader van artikel 5.3 is afgesproken met de aanbieder.

Vraag 4

Wie is er verantwoordelijk voor schades aan kabels en de daaruit ontstane vervolgschade als een kabel die minder dan 60 centimeter diep beschadigd raakt door bijvoorbeeld graafwerkzaamheden?

Antwoord 4

De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) bevat verplichtingen voor zowel beheerders van netten als bedrijven die graafwerkzaamheden verrichten (de grondroerder) om schade aan kabels en leidingen als gevolg van graafactiviteiten te voorkomen. Op de grondroerder rust de plicht om werkzaamheden te melden bij het Kadaster, waarna hij de gegevens ontvangt van op de graaflocatie aanwezige kabels en leidingen. Daarnaast dient hij zorgvuldig te graven en onderzoek te doen naar de kabels en leidingen op basis van de ontvangen gegevens. De beheerder dient ervoor te zorgen dat de gegevens actueel zijn. Verder moet de beheerder voldoen aan redelijke verzoeken van de grondroerder om ondersteuning bij het lokaliseren van de kabel of leiding. Agentschap Telecom houdt toezicht op deze verplichtingen.

Indien schade ontstaat, wordt onderzocht welke partij onzorgvuldig geweest is. Of de schade aan de beheerder van het net of aan degene die graaft moet worden toegerekend, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij zal de wijze waarop uitvoering is gegeven aan wettelijke verplichtingen een rol spelen. In dat kader is ook relevant hetgeen is vastgelegd omtrent graafdieptes. Bij eventuele geschillen is het uiteindelijk aan de rechter om te beoordelen wie aansprakelijk is voor de schade.

Naar boven