Vragen van de leden Kooiman en Beckerman (beiden SP) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht dat er een sterke groei is van het aantal gezinnen dat bij de noodopvang belandde (ingezonden 7 augustus 2017).

Mededeling van Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 29 augustus 2017).

Vraag 1

Hoe beoordeelt u het feit dat in de Randstad in 2016 een sterke groei te zien was van het aantal gezinnen dat bij de noodopvang belandde? In hoeverre dient dit probleem zich ook aan buiten de Randstad?1

Vraag 2

Wat zijn volgens u de belangrijkste oorzaken van deze groei? Kunt u toelichten in hoeverre de decentralisatie van de zorg en bezuinigingen in de geestelijke gezondheidszorg mede oorzaak zijn van de problemen?

Vraag 3

In hoeverre deelt u de stellingname van de Federatie Opvang (de landelijke brancheorganisatie van instellingen voor maatschappelijke en vrouwenopvang) dat het onderzoek van het Trimbos-instituut uit 2015 naar dakloosheid onder gezinnen in opdracht van u «een fikse onderschatting» van het probleem is, omdat «veel gemeenten hun cijfers niet op orde hebben»? Kunt u uw antwoord toelichten?2

Vraag 4

In hoeverre klopt het dat gemeenten door ruimtegebrek in de opvang voor dakloze gezinnen op zoek gaan naar woonruimte in andere regio’s? Zo ja, hoe vaak komt dit voor? Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat kinderen en ouders uit hun sociale omgeving worden gehaald?

Vraag 5

Wat is uw reactie op de bewering in het artikel dat de overheid mede schuldig is aan het probleem, omdat als je «eenmaal schulden hebt bij het Centraal Justitieel Incassobureau of de Belastingdienst, je nooit een woning krijgt»?

Vraag 6

Bent u bereid de drempel voor schuldsanering te verlagen en dit schuldensysteem zodanig aan te passen, dat gezinnen weer kans maken op een woning? Kunt u uw antwoord toelichten?

Vraag 7

Deelt u de analyse dat er 1) meer complexe gezinnen binnenkomen met psychiatrische en verslavingsproblematiek, er 2) een wachtlijst is voor de maatschappelijke opvang en gezinnen niet anders kunnen dan wachten in de noodopvang en 3) sommige «zelfredzame gezinnen» geen toegang krijgen tot maatschappelijke opvang, maar dat het hen ook niet lukt om op eigen kracht een woning te regelen, bijvoorbeeld omdat deze te duur zijn? Zo ja, bent u bereid om concrete voorstellen te doen om deze oorzaken aan te pakken? Zo nee, op grond van welke informatie komt u tot deze conclusie?

Vraag 8

Wat is uw beoordeling van het beleid van het Amsterdamse college, dat als uitgangspunten hanteert «geen kinderen op straat, liefst geen kinderen in de opvang en veiligheid en stabiliteit voor alle betrokken kinderen»? Bent u bereid dit ook als landelijke uitgangspunten voor beleid te omarmen en daar concreet naar te handelen? Deelt u de mening dat voor een structurele oplossing van de problemen (meer) landelijke regie en aansturing nodig is, in nauwe samenspraak en samenwerking met de gemeentes?3

Vraag 9

Kunt en wilt u nog voor het einde van het zomerreces deze vragen beantwoorden?

Mededeling

De vragen van de Kamerleden Kooiman (SP) en Beckerman (SP) over het bericht dat er een sterke groei is van het aantal gezinnen dat bij de noodopvang belandde (2017Z10693) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord.

Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.


X Noot
2

Gezinnen in de maatschappelijke opvang – Opvang en ondersteuning van dakloze gezinnen, Trimbos-instituut, 2015

Naar boven