Vragen van de leden Popken en De Graaf (beiden PVV) aan de Ministers van Defensie en van Veiligheid en Justitie over het bericht dat België radicalen op zee gaat opsporen (ingezonden 1 juni 2017).

Antwoord van Minister Blok (Veiligheid en Justitie) en van Minister Hennis-Plasschaert (Defensie) (ontvangen 16 augustus 2017).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «België pakt terreurdreiging vanaf zee aan en jaagt op «spookschepen»»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening van de Belgen dat grensbewaking ook voor de zeehavens geldt?

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3, 4

Kunt u puntsgewijs aangeven welke vorm van controles Nederland momenteel hanteert ter bescherming van onze havens en op welke punten deze verschillen van de Belgische aanpak? Zo nee, waarom niet?

Bent u bereid om de controles tegen geradicaliseerde bemanningsleden ook in de Rotterdamse haven en andere zeehavens op te voeren?

Antwoord 3, 4

De inrichting van de controle van de zee en havens in Nederland en België is vergelijkbaar. In beide landen zijn verschillende instanties met dergelijke controletaken belast.

De Kustwacht monitort de Noordzee permanent. Elk schip dat in Nederland aankomt, zeker als Nederland als Europese buitengrens wordt aangedaan, moet de Nederlandse autoriteiten toestaan mensen en goederen te controleren.

Schepen die van buiten het Schengengebied komen en een Nederlandse haven willen aandoen, moeten tevens conform de Schengengrenscode vooraf de gegevens van hun bemanningsleden en eventuele passagiers aan de Nederlandse autoriteiten doorgeven. Op basis hiervan voert de Koninklijke Marechaussee via datasystemen controles uit en waar nodig fysieke controles.

De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) voert toezicht uit op een goede werking van het Automatic Identification System (AIS) op Nederlandse schepen en in het kader van Port State Control ook op zeeschepen met een buitenlandse vlag. Het ILT gaat tijdens een controle na of het AIS aanstaat, de juiste gegevens worden uitgezonden en of er periodieke controles door de klassenbureaus zijn uitgevoerd. Als de Kustwacht een overtreding constateert, wordt al dan niet opgetreden.

Daarnaast voert de Douane controles uit op schepen die goederen de Nederlandse havens willen binnen brengen. Voor die goederen moet door het bedrijfsleven vooraf een aangifte worden gedaan bij de Douane en moet de aankomst van de goederen en het schip worden gemeld. De Douane werkt risicogericht en analyseert de gegevens van deze aangiften en maakt daarbij gebruik van informatie uit open en gesloten bronnen. De Douane selecteert te controleren schepen en scheepsladingen op basis van een risicoanalyse.

Bij het Maritiem Informatie Knooppunt (MIK) van de Kustwacht werken informatieambtenaren van de Koninklijke Marechaussee, de Douane, de Nationale Politie, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en het Commando Zeestrijdkrachten samen. Op basis van informatie van de diverse diensten wordt een zo compleet mogelijk maritiem beeld opgebouwd van de Noordzee en vindt risicoprofilering plaats. Indien er een vermoeden van verdachte activiteiten bestaat, vindt verder onderzoek plaats. Op grond van de beschikbare informatie kan daarna tot optreden worden overgegaan.

Voor de beantwoording van uw vragen verwijs ik u tevens graag naar de beantwoording van de vragen van de leden Tellegen en Ten Broeke (beiden VVD) over het bericht «honderden zeeschepen van de radar» (met kenmerk 2017Z06152) en de vragen van de leden Jetten, Groothuizen en Bouali (allen D66) aan de ministers van Infrastructuur en Milieu, van Veiligheid en Justitie en van Buitenlandse Zaken over het bericht dat verdachte schepen niet worden gecontroleerd (met kenmerk 2017Z06153).

Vraag 5

Deelt u de mening dat ook onze eigen marechaussee meer tijd en geld moet besteden aan de grensbewaking? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

De Koninklijke Marechaussee staat voor uitdagingen bij het uitoefenen van haar taken. Het kabinet heeft daarom extra middelen beschikbaar gesteld. Hierover is uw Kamer bericht in de brief van 29 november 2016 (kenmerk 30 176, nr. 33) en in de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 23 juni 2017 (kenmerk Aanhangselnummer 2196, vergaderjaar 2016–2017).

Naar boven