Vragen van de leden Ten Broeke en Yesilgöz-Zegerius (beiden VVD) aan de Ministers
van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over
het bericht dat Israël een Nederlands ontwikkelingsproject heeft gesloopt (ingezonden
6 juli 2017).
Antwoord van Minister Koenders (Buitenlandse Zaken) en van Minister Ploumen (Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen 9 augustus 2017)
Vraag 1
Is het kabinet van mening dat het ontplooien van ontwikkelingsprojecten zonder vergunning
past binnen de evenwichtige benadering van Nederland, waarbij de goede relaties met
beide partijen worden verstevigd en benut om bij te dragen aan een positief onderhandelingsklimaat?
Antwoord 1
Ja. Nederland en de EU dringen bij Israël consequent aan op het mogelijk maken van
de ontwikkeling van Area C ten behoeve van de Palestijnen. Dat levert een bijdrage
aan het scheppen van omstandigheden waarin Palestijnen meer vertrouwen in de toekomst
krijgen. Dit heeft een de-escalerend effect. Uit de praktijk blijkt dat Israël niet
of nauwelijks vergunningen afgeeft. Een Nederlandse poging om bij wijze van proef
vergunningen te krijgen voor een project heeft niet tot een positief resultaat geleid.
Vraag 2
Welke EU-landen ontplooien in Area C van de Westelijke Jordaanoever ontwikkelingsprojecten
zonder daarbij een vergunning aan te vragen of af te wachten? Hebben ook andere EU-landen
de ervaring dat het aanvragen van een vergunning tot niets leidt?
Antwoord 2
Het kabinet is niet bekend met voorbeelden waarin andere EU-lidstaten wel met succes
vergunningen vragen voor al hun ontwikkelingsprojecten in Area C. De ervaringen van
Nederland zijn vergelijkbaar met die van andere landen en organisaties actief in Area
C: er worden niet of nauwelijks vergunningen afgegeven.
Vraag 3
Waarom denkt het kabinet, blijkens de verklaring van de Minister van Buitenlandse
Zaken in het mondelinge vragenuur in de Tweede Kamer van 4 juli jl., dat dit een van
de eerste keren was dat een project werd ontmanteld zonder tussenkomst van een Israëlische
rechter?
Antwoord 3
De zonnepanelen en apparatuur zijn in beslag genomen zonder dat vooraf een stop-work order was afgegeven. Israël heeft een nieuw beleid aangenomen waarbij gebouwen en constructies
binnen 60 dagen na de bouw zonder juridische stappen gesloopt kunnen worden.
Vraag 4
Herinnert u zich dat tijdens hetzelfde vragenuur de Minister van Buitenlandse Zaken
erop wees dat de uitvoerende organisatie het Israëlische leger had geïnformeerd over
het project? Heeft de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah de Israëlische autoriteiten
ook laten weten dat dit specifieke project door Nederland was gefinancierd? Zo neen,
waarom niet? Deelt het kabinet de mening dat het vanuit de diplomatieke vertegenwoordiging
informeren van de Israëlische autoriteiten een dergelijk incident mogelijk had kunnen
voorkomen, dan wel onze zaak richting de Israëlische autoriteiten had kunnen versterken?
Zo ja, is het kabinet bereid dat in de toekomst te doen?
Antwoord 4
Het kabinet is van mening dat het van doorslaggevend belang is hoe de bevolking zo
goed mogelijk geholpen kan worden en dat het daarom niet van belang is welke donor
een project financiert.
Het kabinet wijst erop dat het Israël als bezettende mogendheid op basis van het bezettingsrecht
verboden is roerende of onroerende goederen te vernielen, behoudens in de gevallen
waarin militaire operaties een zodanige vernieling volstrekt noodzakelijk maken. Het
is aan Israël om aan te tonen dat sprake is van een dergelijke uitzondering.
Vraag 5 en 6
Ziet het kabinet aanleiding om het zonder vergunning ontplooien van projecten in het
deel van de Westelijke Jordaanoever onder Israëlisch militair bestuur te staken of
worden deze projecten voortgezet of zelfs opnieuw geïnitieerd?
Kan de Kamer een overzicht ontvangen van de lopende of zelfs toekomstige ontwikkelingsprojecten
die in de Palestijnse gebieden zonder vergunning worden ontplooid?
Antwoord 5 en 6
Het betreft het Land and Water Resource Management Programme en het Off-Grid Energy and Water Services Programme. Zolang er geen fundamentele verandering in het vergunningstelsel komt, zal het kabinet
het aan de uitvoerende organisaties laten om te bepalen in welke mate zij wel of niet
coördineren met de Israëlische autoriteiten.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Knops en
Amhaouch (beiden CDA), ingezonden 6 juli 2017 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2016–2017, nr. 2426).