Vragen van het lid Kooiman (SP) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over wurg- en zwijgcontracten in de jeugdzorg (ingezonden 30 september 2016).

Antwoord van Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 21 oktober 2016).

Vraag 1

Bent u bereid te onderzoeken hoeveel gemeenten gebruik maken van voornoemde privacy schendende contracten, en hoeveel zorgverleners en cliënten onder deze contracten vallen? Zo ja, wanneer kan de Kamer dit onderzoek tegemoet zien? Zo nee, kunt u toelichten hoe u dan de ontwikkelingen rondom de informatie- en privacybescherming nauwgezet gaat volgen?1

Antwoord 1

Het is aan de gemeenteraad om toe te zien op het handelen van het college van B&W.

De ontwikkelingen binnen de Jeugdwet en dus ook rond de informatie- en privacybescherming, volg ik door de periodieke overleggen die ik heb met gemeenten, aanbieders, professionals en cliënten. Deze overleggen zijn onder andere bedoeld om eventuele knelpunten te signaleren en te bespreken. Verder volg ik de ontwikkelingen door middel van een aantal monitoren, waaronder de Monitor Transitie Jeugd van de cliëntorganisaties en de Gemeentelijke Monitor Sociaal Domein. Daarnaast houdt de Autoriteit Persoonsgegevens toezicht op de naleving van de wettelijke regels voor bescherming persoonsgegevens.

Vraag 2

Bent u tevens bereid te onderzoeken of cliënten voldoende mogelijkheid is geboden van de opt-out-regeling gebruik te maken die onder de betreffende wurg- en zwijgcontracten vallen? Zo nee, hoe garandeert u dan dat cliënten voldoende in staat zijn gesteld van de opt-out-regeling gebruik te maken?

Antwoord 2

Cliënten mogen los van de financieringswijze aangeven of zij gebruik willen maken van de opt-out regeling en worden hier, voor zover zij hier niet van op de hoogte zijn, op gewezen door de jeugdhulpaanbieders. Ik heb geen signalen dat jeugdhulpaanbieders dit niet zouden doen. Ik zie dan ook geen reden voor een nader onderzoek.

Vraag 3 en 4

Wanneer het antwoord op vraag 1 en 2 ontkennend is, kunt u dan aangeven waarom u als stelselverantwoordelijke uw verantwoordelijkheid ontloopt door geen onderzoek te doen naar de omvang van dit probleem, en hoe dit probleem aan te pakken?

Welke acties bent u van plan te nemen wanneer u signalen krijgt van voortdurende problemen rondom de informatie- en privacybescherming?

Antwoord 3 en 4

Gemeenten voeren hun wettelijke taken zelfstandig uit op grond van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden voortvloeiend uit de Grondwet en de Gemeentewet. Zoals ik al heb aangegeven in mijn antwoord bij vraag 1, dienen gemeenteraden zorg te dragen voor toezicht op de naleving van privacyregels door het gemeentebestuur.

Daarnaast houdt de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) vanuit de wettelijke kaders toezicht op de vraag of gemeenten, jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen voldoen aan de beveiligingseisen en de privacywetgeving. De AP kan uit eigen beweging een onderzoek doen naar de naleving van de privacywetgeving en zal ook handhavend optreden indien hier aanleiding voor is.

Waar nodig en waar ik kan, ondersteun ik gemeenten bij de uitvoering van hun taken. Het programma Informatievoorziening Sociaal Domein is hier een goed voorbeeld van. Verder zal ik, indien ik hier aanleiding voor zie, gemeenten aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Daarnaast zal ik dit onderwerp naar aanleiding van uw Kamervragen, agenderen voor het eerstvolgende overleg met gemeenten, brancheorganisaties van aanbieders en cliëntorganisaties, om op te halen wat de ervaringen zijn van partijen.

Als laatste wil ik nog aangeven dat de branche- en beroepsorganisaties van gemeenten, zorgaanbieders en professionals in juni 2016, samen afspraken hebben gemaakt over privacyvereisten met het opstellen en het ondertekenen van het manifest «In goed Vertrouwen, de privacy van de jeugd goed geborgd». Aanbieders kunnen gemeenten op deze afspraken aanspreken als zij zich hier niet aan houden.


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 52

Naar boven