Vragen van het lid Futselaar (SP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat de combinatie studie en mantelzorg funest is voor studiesucces in het hoger onderwijs (ingezonden 13 juni 2017).

Antwoord van Minister Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 12 juli 2017).

Vraag 1

Deelt u de mening van de lector Communitiy Care van de Hogeschool van Amsterdam die aangeeft dat hogescholen en universiteiten onvoldoende rekening houden met studenten die tegelijkertijd mantelzorger zijn?1 Geldt deze constatering in dezelfde mate voor mantelzorgers in het mbo? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 1

Op basis van het onderzoek waaraan u refereert, kan ik niet de conclusie trekken dat alle hogescholen en universiteiten onvoldoende rekening houden met studerende mantelzorgers; het onderzoek beperkt zich immers tot de faculteit Recht en Maatschappij van de Hogeschool van Amsterdam. Ik heb daarom aan de koepelorganisaties (de Vereniging Hogescholen en de VSNU) gevraagd of zij signalen hebben ontvangen die erop wijzen dat hogescholen en universiteiten onvoldoende rekening houden met studerende mantelzorgers. De koepels laten mij weten dat zij het belang van goede ondersteuning voor mantelzorgende studenten onderschrijven en dat zij geen signalen hebben ontvangen die op onvoldoende ondersteuning wijzen. Voor het mbo zijn evenmin signalen bekend dat er onvoldoende rekening wordt gehouden met mantelzorgende studenten. Uit de evaluatie van passend onderwijs blijkt dat mbo-instellingen de afgelopen jaren hun ondersteuningsstructuur hebben aangepast om maatwerk te leveren aan mantelzorgende studenten.2

Hoewel er dus geen signalen zijn die wijzen op structureel onvoldoende ondersteuning vind ik dat hogescholen, universiteiten en mbo-instellingen alert moeten zijn en ben ik het met de lector eens dat instellingen voldoende ondersteuning en flexibiliteit moeten bieden aan studerende mantelzorgers. Studerende mantelzorgers verdienen waardering voor de zorg die zij leveren en er moet aandacht uitgaan naar mogelijkheden om studerende mantelzorgers te ondersteunen.3 Mocht uit signalen (van bijvoorbeeld studenten of de Inspectie van het Onderwijs) blijken dat hogescholen, universiteiten en mbo-instellingen geen ondersteuning bieden, dan zal ik daarover in gesprek treden met de koepelorganisaties.

Vraag 2

Erkent u het probleem dat jonge mantelzorgers noodgedwongen meer verzuimen, studievertraging oplopen of zelfs van opleiding moeten wisselen, omdat zorg moeilijk te combineren is met studie?

Antwoord 2

Ja, ik erken dat studerende mantelzorgers studievertraging kunnen oplopen en minder tijd aan hun studie kunnen besteden. Uit de Studentenmonitor 2016 blijkt dat het aantal studenten dat in het hoger onderwijs mantelzorg verleent 6% bedraagt. Eén op de drie studenten (2% van het totaal aantal studenten) geeft aan dat de uitvoering van zorgtaken ertoe leidt dat ze minder tijd kunnen besteden aan hun studie. Daarnaast loopt de helft van de studenten met zorgtaken studievertraging op. Voor studenten zonder zorgtaken is dat 37%. Wat betreft het studiesucces zijn de verschillen (veel) minder groot: 90% van de studenten met zorgtaken haalt het diploma tegenover 92% van studenten met zorgtaken.

Vraag 3

Bent u het eens met de lector van de Hogeschool van Amsterdam dat flexibele onderwijs- en tentamenregelingen, meer herkansingsmogelijkheden, meer tijd voor opdrachten, soepelere aanwezigheidsplicht, soepelere tentamenregelingen en meer studieloopbaanbegeleiders (coaches) deze jonge mantelzorgers kan helpen? In hoeverre wordt hier door de instellingen voldoende gebruik van gemaakt? Wilt u deze voorstellen bepleiten bij de instellingen?

Antwoord 3

Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 heb weergegeven, vind ik dat hogescholen en universiteiten voldoende ondersteuning en flexibiliteit moeten bieden aan studerende mantelzorgers zodat zij hun studie kunnen combineren met de zorgtaken die zij hebben. De wijze waarop universiteiten en hogescholen dat doen, wil ik echter niet voorschrijven, daarvoor wil ik de nodige ruimte en flexibiliteit laten. Ik kan me namelijk goed voorstellen dat per individuele geval bezien moet worden wat nodig en wenselijk is voor de student.

Daarnaast wordt gekeken naar mogelijkheden voor een flexibeler onderwijsaanbod. Het experiment flexstuderen dat start per studiejaar 2017–2018 maakt het voor deelnemende instellingen mogelijk om af te wijken van de regel dat studenten altijd voor een volledig studiejaar collegegeld betalen. Zij kunnen het voor studenten die naast hun voltijdstudie andere activiteiten ondernemen of zich door omstandigheden als ziekte of verantwoordelijkheden als mantelzorger of ouder niet volledig op hun studie kunnen richten, mogelijk maken om te betalen per studiepunt. Met dit experiment wordt onderzocht of deze vorm van flexibilisering leidt tot betere toegankelijkheid van het hoger onderwijs, tot meer tevredenheid van de student, tot meer ontplooiingsmogelijkheden, en tot minder uitval. Met het experiment, wordt tegemoet gekomen aan de wens van studenten om flexibeler te kunnen studeren en wordt uitvoering gegeven aan de motie Mohandis/Duisenberg.4 Uit de evaluatie van dit experiment zal blijken of dit voor ook voor studenten die studie met zorgtaken combineren een goede oplossing biedt.

Vraag 4

Bent u bereid te onderzoeken in hoeverre hogescholen en universiteiten (en ook mbo-instellingen) daartoe extra ondersteund en/of gefinancierd moeten worden, als dat nodig blijkt?

Antwoord 4

Zie antwoord op vraag 1.

Naar boven