Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de artikelen «Noodlijdende St. Maartenschool vindt geldschieter» en «Geldschieter voor school: tijd gewonnen» (ingezonden 14 juni 2017).

Antwoord van Staatssecretaris Dekker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 5 juli 2017).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de artikelen «Noodlijdende St. Maartenschool vindt geldschieter» en «Geldschieter voor school: tijd gewonnen»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u de situatie dat door het nieuwe beleid de St. Maartenschool twee miljoen euro minder kan besteden?

Antwoord 2

Graag verwijs ik u naar de antwoorden op recente Kamervragen van de SP (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1251) en van D66 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2181) over deze situatie.

Vraag 3

Wat vindt u van de uitspraak van de schooldirecteur dat veel van de huidige leerlingen van de St. Maartenschool enkel naar een reguliere school kunnen wanneer daar extra ondersteuning (fysiotherapie, ergotherapie, logopedie en een verpleegkundige) aanwezig is?

Antwoord 3

Het is aan de scholen, besturen en samenwerkingsverbanden in de regio om te beoordelen welke leerlingen een plek in het (voortgezet) speciaal onderwijs kunnen krijgen en welke leerlingen, eventueel met extra onderwijsondersteuning, naar het reguliere onderwijs kunnen. Indien leerlingen (medische) zorg of jeugdhulp nodig hebben, bijvoorbeeld fysiotherapie, verpleging of persoonlijke verzorging, dan kan dat worden geboden op zowel speciale als reguliere scholen. De Jeugdwet, Zorgverzekeringswet en Wet langdurige zorg bieden daar ruimte voor.

Vraag 4

Bent u van mening dat reguliere basisscholen deze extra ondersteuning voor hulpbehoevende leerlingen moeten regelen voordat een leerling overgeplaatst wordt van een instelling voor speciaal onderwijs? Zo ja, dient de instelling voor speciaal onderwijs in de tussentijd niet de benodigde bekostiging te verkrijgen?

Antwoord 4

Ik ben van mening dat eventuele (medische) zorg of jeugdhulp geregeld dient te zijn als een leerling naar school gaat. De (speciale) school waar de leerling onderwijs volgde en de zorgverlener(s) van de leerling kunnen daarbij behulpzaam zijn door aan te geven welke zorg en onderwijsondersteuning nodig is. Vervolgens is het aan de reguliere school en de zorgpartijen in de regio om, in overleg met ouders, na te gaan hoe de zorg in onderwijstijd georganiseerd wordt.

Goede (medische) zorg is voor deze kinderen vaak een randvoorwaarde om onderwijs te kunnen volgen. Samenwerking tussen onderwijs- en zorginstellingen, gemeenten, zorgkantoren en zorgverzekeraars, en afstemming met ouders en waar mogelijk de leerling zelf is daarvoor noodzakelijk.

Vraag 5

Deelt u de mening dat de hulp van een externe geldschieter aantoont dat de bekostiging vanuit het Rijk tekortschiet?

Antwoord 5

Nee. Vanuit het Rijk is budget beschikbaar voor zowel onderwijs als zorg. Middelen worden beschikbaar gesteld aan scholen (rechtstreeks via OCW en via de samenwerkingsverbanden passend onderwijs) en aan zorgfinanciers (gemeenten, zorgverzekeraars, zorgkantoren). Wel is het nodig dat er afspraken worden gemaakt tussen het onderwijs, de betrokken zorgfinanciers, zorginstellingen en ouders over de invulling en de financiering van de zorg tijdens onderwijstijd. Zie ook het antwoord op vraag 3 en 4.

Vraag 6

Kunt u de Kamer informeren over uw beoordeling van het plan dat de school met de gemeente Nijmegen heeft gestuurd naar het Ministerie van OCW?

Antwoord 6

Er is geen definitief plan naar het ministerie gestuurd. Wel is duidelijk dat de leerlingen ook komend schooljaar op de Sint Maartenschool kunnen blijven. In het bestuurlijk overleg van 12 mei 2017 in de regio is afgesproken dat er een plan van aanpak wordt opgesteld waarin staat hoe het onderwijs en de zorg op de Sint Maartenschool worden georganiseerd en betaald. De school en het schoolbestuur zijn aan zet om een plan van aanpak op te stellen over de toekomst van de Sint Maartenschool, waarbij gemeenten en andere zorgpartijen betrokken zijn om invulling te kunnen geven aan de inzet van de benodigde zorg voor de kinderen op deze school. De gemeente Nijmegen heeft een procesbegeleider aangesteld om ervoor te zorgen dat er op korte termijn besloten kan worden over de invulling van zorg tijdens onderwijstijd. Op 9 juni heeft een vervolgoverleg plaatsgevonden waarin verkennend is gesproken over de oplossingsrichting en de vervolgstappen zodat ouders, leraren en bovenal de leerlingen van de Sint Maartenschool nog voor de zomer duidelijkheid kan worden geboden over het onderwijs en de zorg in het nieuwe schooljaar.

Vraag 7

Zijn er meer speciale scholen waar deze problematiek speelt?

Antwoord 7

In het onderwijs manifesteert deze problematiek zich met name bij mytyl- en tyltylscholen voor leerlingen met lichamelijke en meervoudige beperkingen. Traditioneel zit er in de bekostiging van deze scholen een beperkt deel voor zorg gerelateerd aan het onderwijs. Het gaat dan bijvoorbeeld om fysiotherapie om te leren een pen vast te houden. Deze bekostiging is niet bedoeld en niet toereikend om persoonlijke verzorging, medische handelingen en individuele therapieën te bieden. Sommige scholen hebben eerder meer zorg geboden dan waarin de bekostiging voorzag, omdat het verkrijgen via de zorgroutes en/of de persoonsgebonden budgetten van de ouders ingewikkeld en tijdrovend was. Zie ook de elfde voortgangsrapportage passend onderwijs.2


X Noot
1

http://www.gelderlander.nl/nijmegen/noodlijdende-st-maartenschool-vindt-geldschieter~af8c1baa/ en

Geldschieter voor school: tijd gewonnen, De Gelderlander, 8 juni 2017, pagina 3

X Noot
2

Kamerstuk 31 497, nr. 242

Naar boven