Vragen van het lid Futselaar (SP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat er studenten zijn die twee opleidingen volgen, maar geen twee diploma’s ontvangen (ingezonden 16 mei 2017).

Antwoord van Minister Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 14 juni 2017)

Vraag 1

Hoe beoordeelt u het feit dat studenten soms geen tweede diploma kunnen krijgen voor een tweede specialisatie, omdat ze beide onder dezelfde masteropleiding vallen?1

Antwoord 1

Bij een succesvolle afronding van een opleiding ontvangt de student één getuigschrift, inclusief een diplomasupplement waarop de gevolgde vakken staan aangegeven. Dit is zo opgenomen in de wet. Specialisaties of tracks zijn, zowel bij bachelor- als bij masterstudies, altijd onderdeel van een opleiding, waarbij er ook een duidelijk verwantschap moet zijn tussen de tracks en de opleiding. Het volgen van een tweede specialisatie is zichtbaar op het diplomasupplement. Door middel van dit diplomasupplement, dat wordt afgegeven volgens het Europees overeengekomen standaardformat, blijft de positionering van de student op de onderwijs- en arbeidsmarkt gewaarborgd en transparant.

Instellingen mogen – binnen de kaders van macrodoelmatigheid en accreditatie – zelf besluiten of zij een brede of een smalle opleiding aanbieden. Deze differentiatie in het opleidingsaanbod maakt het mogelijk om tegemoet te komen aan de grote diversiteit in de studentenpopulatie en draagt eraan bij dat elke student het onderwijs kan volgen dat bij hem of haar past. Een brede bachelor vergemakkelijkt de studiekeuze voor studenten die nog niet weten welke studie goed aansluit bij hun beroepsinteresse en vermindert de kans op switchen, doordat studenten zelf een accent of route kunnen kiezen binnen hun bacheloropleiding.

Voor studenten is van belang dat zij van tevoren weten waar ze aan toe zijn. Als studenten verschillende tracks willen volgen binnen dezelfde opleiding, moet het voor de student duidelijk zijn dat het hier gaat om één opleiding, één inschrijving binnen dezelfde opleiding en één getuigschrift. Instellingen zijn daarom verplicht duidelijk te zijn over het onderscheid tussen opleiding en tracks.

Vraag 2

Deelt u de mening dat dit onwenselijk is, zeker als er geen of nauwelijks sprake is van overlap in het aanbod van vakken?

Antwoord 2

Nee, dat deel ik niet. Zie verder het antwoord op vraag 1.

Vraag 3

Weet u hoeveel studenten in een vergelijkbare situatie verkeren, zoals geschetst in het artikel? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Nee. Ik heb geen signaal dat hierover bij studenten op grote schaal onduidelijkheid bestaat.

Vraag 4

Vindt u het gewenst dat er instellingen zijn die specialisaties (tracks) in de masters aan studiekiezers presenteren als losstaande programma’s, ondanks dat dit in de praktijk leidt tot slechts één diploma? In hoeverre is er hier nog sprake van het «waarborgen van de transparantie van het opleidingsaanbod», dat «het te allen tijde duidelijk moet zijn voor studenten waartoe een opleiding opleidt» en «dat het verschil tussen de track en hoofdopleiding duidelijk moet zijn en dat het niet te ver uit elkaar mag lopen» zoals u stelt in uw brief?2 Wanneer wordt wat u betreft de grens overschreden?

Antwoord 4

Instellingen zijn verplicht helder en transparant te zijn over hun opleidingsaanbod, waarbij er duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de opleidingen en de tracks. Ik heb geen signalen dat dit momenteel niet het geval is. De NVAO kijkt bij de accreditatieprocedure of tracks voldoende gerelateerd zijn aan de opleiding. Zie verder ook het antwoord op vraag 1.

Vraag 5

Deelt u de mening van het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO), dat «studenten niet de dupe mogen worden van de administratieve problemen van de instelling»? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 5

Het is een misverstand dat het hier gaat om administratieve problemen. Het is een bewuste keuzemogelijkheid voor instellingen om te kiezen voor het aanbieden van brede, dan wel smalle opleidingen. Wel moet het duidelijk zijn voor de student om wat voor opleiding het gaat. Studenten moeten, voorafgaand aan hun studiekeuze, weten waar ze aan toe zijn en wat ze kunnen verwachten tijdens en na hun studie. Instellingen hebben hierbij de taak om dit helder en duidelijk te communiceren.

Vraag 6

Is er in de geschetste gevallen sprake van dat instellingen het opzetten van tracks soms als manier zien om het macrodoelmatigheidsbeleid te omzeilen? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 6

Ik heb hierboven aangegeven dat instellingen de vrijheid hebben te kiezen voor het aanbieden van brede, dan wel smalle opleidingen. In de Kamerbrief over het toekomstig macrodoelmatigheidsbeleid3 heb ik aangegeven dat voldoende ruimte voor vernieuwing van groot belang is, om in te kunnen springen op de steeds snellere ontwikkelingen in de maatschappij, wetenschap en arbeidsmarkt. Het kunnen starten van tracks draagt hieraan bij. Tegelijkertijd heb ik in de Kamerbrief over macrodoelmatigheid aangegeven dat het starten van tracks niet gebruikt moet worden om bijvoorbeeld het macrodoelmatigheidsbeleid te omzeilen. Het starten van een nieuwe track moet wel passen bij de opleiding waar deze wordt gestart, zodat het niet ten koste gaat van de overzichtelijkheid en transparantie van het aanbod en van macrodoelmatigheid in zijn algemeenheid. Zoals ik in deze brief aangaf, zal ik de komende periode laten onderzoeken hoe instellingen hiermee omgaan en dat ik zonodig met instellingen hierover het gesprek zal aangaan.

Vraag 7

Hoe beoordeelt u het gegeven dat studenten soms niet kunnen deelnemen aan het afsluitende tentamen van twee specialisaties, omdat het nu niet mogelijk is twee keer een mastergraad te verlenen?

Antwoord 7

Het is een misverstand dat studenten niet kunnen deelnemen aan het afsluitende tentamen van twee specialisaties. Als de student ingeschreven is bij de opleiding, mag de student alle vakken volgen en deelnemen aan de tentamens hiervan. Per opleiding kan maar één getuigschrift worden afgegeven, zie ook het antwoord op vraag 1.

Vraag 8

Bent u bereid mogelijkheden te onderzoeken waarmee dit probleem wordt opgelost en daarbij onder andere te kijken naar het door de ISO voorgestelde variant om «afstudeervarianten vast te leggen in het overheidsregister van opleidingen, bijvoorbeeld onder toevoeging van een letter (A, B of C)»? Kunt u de Kamer daarover zo snel mogelijk informeren?

Antwoord 8

Eerder heb ik de Eerste Kamer toegezegd4 dat ik zal kijken of de publieksvriendelijkheid van het Centraal register opleidingen hoger onderwijs (CROHO) verbeterd kan worden, omdat het van belang is voor studenten, werkgevers en anderen dat de informatie in het CROHO goed zichtbaar is. Op dit moment is OCW bezig met een traject om het CROHO te moderniseren. In dat kader zal OCW samen met de instellingen bezien of het zinvol is om in het register aanvullende informatie op te nemen.

Naar boven