Vragen van het lid Van Oosten (VVD) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het bericht «Voortvluchtige criminelen ontlopen gevangenisstraf» (ingezonden 24 april 2017).

Antwoord van Staatssecretaris Dijkhoff (Veiligheid en Justitie) mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie (ontvangen 14 juni 2017). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1884.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht in NRC Next «Voortvluchtige criminelen ontlopen gevangenisstraf»?1

Antwoord 1

Ja

Vraag 2, 3 en 4

Hoe staat u tegenover het principe dat de tenuitvoerlegging van straffen kan verjaren? Welk doel is daarmee gediend?

Deelt u de mening dat het uiterst onwenselijk is dat veroordeelden op deze manier de verantwoordelijkheid voor hun daden kunnen ontlopen?

Welke meerwaarde is gemoeid met het in stand houden van artikel 76 van het Wetboek van Strafrecht? Zou de verjaring niet tenminste moeten kunnen worden gestuit indien deze ontstaat doordat de veroordeelde zich onvindbaar houdt? Zo ja, welke stappen zijn ten aanzien van de wetsredactie op dit punt te verwachten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2, 3 en 4

Van de executieverjaring gaat ontegenzeggelijk een prikkel uit om opgelegde straffen vlot ten uitvoer te leggen.Daarbij komt dat, in het bijzonder bij lichte overtredingen, met de tenuitvoerlegging na verloop van tijd geen redelijk doel meer kan worden gediend. Voor ernstige misdrijven is dat anders. In de wet is daarom gekozen voor een differentiatie van de executieverjaringstermijnen.Per 1 april 2013 zijn de termijnen voor ernstige misdrijven verlengd en voor zeer ernstige misdrijven opgeheven: voor misdrijven waarop een gevangenisstraf is gesteld van acht jaar of meer geldt nu een verjaringstermijn van ruim 26 jaar, voor misdrijven waarop een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer staat en ernstige zedenmisdrijven tegen minderjarigen zijn de executietermijnen opgeheven. De tenuitvoerlegging van opgelegde sancties voor die misdrijven verjaart dus niet.

Verder is van belang dat de verjaringstermijn kan worden gestuit (dat wil zeggen dat deze opnieuw aanvangt), kan worden geschorst (dat betekent dat de verjaringstermijn tijdelijk niet loopt) of kan worden verlengd. Zo vangt de verjaringstermijn onder andere opnieuw aan wanneer een veroordeelde, die zijn straf in een inrichting ondergaat, ongeoorloofd afwezig is. En wordt de verjaringstermijn met twee jaar verlengd wanneer een geldboete bij een overtreding is opgelegd en er uitstel van betaling is verleend of een betalingsregeling wordt getroffen. Eerder heb ik in mijn brief van 29 november 2016 een toelichting gegeven2 op de verlenging van de executieverjaringstermijnen en verslag gedaan van een nadere analyse naar de mate waarin de volledige tenuitvoerleggingsperiode wordt benut voor de tenuitvoerlegging. Voor de vrijheidsstraffen is daaruit naar voren gekomen dat de tenuitvoerlegging in 80% van de gevallen aan het begin van de

tenuitvoerleggingsperiode plaatsvindt3. Daarna vlakt de curve van het aantal

afgedane zaken flink af. Daarmee vind ik dat het stelsel van huidige verjaringstermijnen valide is en zet ik op dit moment in op de verbetering van de tenuitvoerlegging.

Vraag 5

In hoeverre worden veroordeelden in een zwaarder strafregime geplaatst indien zij een oproep tot melden bij de gevangenispoort negeren? Aan welk zwaarder strafregime wordt dan gedacht?

Antwoord 5

Als een zelfmelder zich niet meldt, wordt hij of zij gearresteerd door de politie, met de consequentie de eerste acht weken in een sober regime te worden geplaatst. Iemand die zich daarentegen wel meldt na een oproep, komt in een plusregime terecht.


X Noot
1

NRC Next, 19 april 2017

X Noot
2

Kamerstuk 24 587, nr. 668 5

X Noot
3

De tenuitvoerleggingsperiode is de periode tussen het onherroepelijk worden van het vonnis tot aan de datum van verjaring.

Naar boven