Vragen van de leden Fritsma, De Graaf en Wilders (allen PVV) aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de berichtgeving dat er fouten zijn gemaakt bij de vrijstelling voor het inburgeringsexamen (ingezonden 2 juni 2017).

Antwoord van Staatssecretaris Dijkhoff (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 14 juni 2017).

Vraag 1

Hoe is het mogelijk dat u er pas na twee jaar achter komt dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) nieuwe regelgeving niet toepast, waardoor twee- tot drieduizend vreemdelingen ten onrechte zijn vrijgesteld voor het inburgeringsexamen en een verblijfsvergunning hebben gekregen?1

Antwoord 1

Naar aanleiding van een vraag van een gemachtigde aan de IND is de geconstateerde fout, zoals aangegeven in de brief van 1 juni jl., aan het licht gekomen. De IND heeft vervolgens direct maatregelen genomen om dit recht te zetten. Vervolgens is onderzocht om hoeveel zaken het ging. Dit nam enige tijd in beslag. Toen dat beeld duidelijk was heb ik de Kamer gelijk geïnformeerd over de geconstateerde fout.

Vraag 2

Waarom heeft u geen grip op de IND? Ziet u u zelf nog wel in staat verantwoordelijkheid te dragen voor bijvoorbeeld de IND?

Antwoord 2

Wanneer uw interpretatie van grip hebben op een organisatie betekent dat binnen zo’n organisatie mensen geen fouten meer kunnen maken, dan acht ik dat een onhaalbare variant.

Ik zie mezelf nog zeker in staat verantwoordelijkheid te dragen, ook voor de IND, zowel voor de zaken die goed gaan als de fouten die bij het werken gemaakt worden.

Vraag 3

Welk prijskaartje hangt er voor de belastingbetaler aan dit falen, gelet op de extra druk op bijstandsuitkeringen, gezondheidszorg, woningen, veiligheid etc. die het gevolg zijn van de duizenden ten onrechte afgegeven verblijfsvergunningen?

Antwoord 3

De suggestie dat de gemaakte fout extra druk op de publieke middelen en de veiligheid legt, lijkt te rusten op de veronderstelling dat deze mensen zonder de gemaakte fout geen verblijfsrecht in Nederland zouden hebben gehad. Dat is niet correct. Het gaat namelijk om vreemdelingen die al minimaal vijf jaar in Nederland verbleven met een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd.

Het gaat erom dat een aantal vreemdelingen, dat dus al geruime tijd rechtmatig verblijf in Nederland had, een sterker verblijfsrecht heeft gekregen, waarbij zij op verkeerde gronden zijn vrijgesteld van het inburgeringsvereiste. Dit laat onverlet dat aan de overige voorwaarden om in aanmerking te komen voor een sterker verblijfsrecht is getoetst (zoals onder meer het middelenvereiste bij de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezeten en de toets of er sprake is van openbare orde feiten). Daarbij komt dat er wel aan het inburgeringsvereiste is getoetst, maar aan de oude voorwaarden die tot 1 januari 2015 golden.

Vraag 4

Waarom trekt u alle ten onrechte verstrekte verblijfsvergunningen niet in?

Antwoord 4

De reeds verleende vergunningen kunnen vanwege het rechtszekerheidsbeginsel niet worden ingetrokken.

Vraag 5

Denkt u dat Nederland economisch, cultureel en qua veiligheid iets opschiet met dit soort cadeautjes aan vreemdelingen, nadat onze samenleving ook al is belast met het breken van alle immigratie- en asielrecords?

Antwoord 5

Ik betreur dat de IND bij verblijfsaanvragen om een sterker verblijfsrecht niet aan de verzwaarde inburgeringseisen heeft getoetst. De suggestie van cadeautjes is evenwel niet correct. Er is wel getoetst aan de voorwaarden van het inburgeringsvereiste die golden tot 1 januari 2015. Bovendien heeft de IND ook aan alle overige voorwaarden getoetst.

Vraag 6

Kunt u eindelijk ophouden met het verstrekken van verblijfsvergunningen aan alle asielzoekers en migranten uit islamitische landen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Nee. Bovendien gaat het om vreemdelingen die al minimaal vijf jaar in het bezit waren van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. Dit kunnen alle soorten verblijfsvergunningen en nationaliteiten zijn, van verblijf als kennismigrant, asielstatushouder tot aan verblijf op basis van het EU-recht.


X Noot
1

Brief regering 1 juni 2017 (zaaknummer 2017Z07272)

Naar boven