Vragen van het lid De Groot (D66) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de toepassing van de MIA/Vamil-regeling op potstallen (ingezonden 16 mei 2017).

Antwoord van Staatssecretaris Van Dam (Economische Zaken) (ontvangen 12 juni 2017).

Vraag 1

Deelt u de opvatting dat potstallen leiden tot een betere kwaliteit mest welke ook daadwerkelijk leidt tot verbetering van de grond?

Antwoord 1

De mest uit potstallen is rijk aan organische bestanddelen en kan daarmee bijdragen aan het verhogen van het organische stofgehalte en de structuur van de bodem.

Vraag 2

Is het waar dat het voor de mogelijkheid om gebruik te maken van de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) noodzakelijk is dat de te bouwen stal voorkomt in de bijlage bij de Regeling Ammoniak en veehouderij of dat er certificatie plaatsvindt volgens de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV)? Indien dat niet zo is, welke andere mogelijkheden zijn er?

Antwoord 2

De milieu-investeringsaftrek (MIA) en de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) zijn investeringsregelingen die het investeren in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen extra aantrekkelijk maken. Bedrijfsmiddelen die in aanmerking komen voor MIA en/of VAMIL staan vermeld op de Milieulijst. De Milieulijst wordt jaarlijks geactualiseerd. Op basis van de Milieulijst 2017 bestaat de mogelijkheid tot gebruik van MIA en/of VAMIL voor investeringen in stallen in de volgende gevallen:

  • MDV gecertificeerde stallen ten behoeve van melkvee, varkens, pluimvee, melkgeiten, konijnen, eenden, kalkoenen, vleeskalveren en vleesvee.

  • Een beperkt aantal mogelijkheden voor stallen voor biologische melk- of pluimveehouderij met vermindering van de ammoniakemissie. Bij deze stallen moet de ondernemer in bezit zijn van een, door Skal afgegeven, certificaat Biologische Productie Nederland (de ondernemer moet biologisch produceren) en de gehele stal moet zijn voorzien van ammoniakemissiearme staltechnieken. Onder ammoniakemissiearme staltechnieken worden verstaan:

    • huisvestingssystemen die zijn opgenomen in bijlage 1 bij de Regeling ammoniak en veehouderij (verder: Rav) en niet zijn aangemerkt als een overig huisvestingssysteem, of

    • huisvestingssystemen waarvoor een bijzondere emissiefactor is vastgesteld als bedoeld in artikel 3 van de Rav (de stal moet een proefstal status hebben).

  • Proefstallen, waarbij de stal voorzien moet zijn van een stalsysteem waarvoor een bijzondere emissiefactor is vastgesteld als bedoeld in artikel 3 van de Rav. Daarnaast moet het stalsysteem gemeten worden volgens het voorgeschreven Protocol voor meting van ammoniakemissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij of een gelijkwaardige meetmethode.

Vraag 3

Is het waar dat in de bijlage bij de Regeling Ammoniak en veehouderij de potstal niet als huisvestingssysteem is opgenomen? Zo ja, waarom niet? Zo nee, hoe verklaart u signalen dat dit wel zo is?

Antwoord 3

Ja. Het potstalsysteem staat niet als huisvestingsysteem in bijlage 1 van de Rav. Het valt in de categorie overige huisvestingssystemen (A 1.100). Sinds de invoering van het Besluit emissiearme huisvesting (Beh) in 2015 mag dit stalsysteem niet meer worden gebouwd, omdat de ammoniakemissie te hoog is en daarmee niet voldoet aan de maximale emissiewaarde.

Wel is er een alternatief voor de potstal ontwikkeld, de zogenaamde vrijloopstal. De vrijloopstal is een stal waarbij gebruik wordt gemaakt van een strooiselbodem en waarin een melkkoe meer dan 10 vierkante meter per dier aan leefruimte heeft. De vrijloopstal kan wel worden toegepast, omdat in het Besluit emissiearme huisvesting (Beh) in artikel 2 lid 2 onder a is bepaald dat het Beh niet van toepassing is op vrijloopstallen. De signalen dat de vrijloopstal wel in de bijlage van de Rav staat, hebben hier waarschijnlijk mee te maken. Een vrijloopstal die ook een proefstalstatus heeft, kan in aanmerking komen voor MIA en/of VAMIL. Zie ook het antwoord op vraag 2.

Vraag 4

In hoeverre houdt de MDV rekening met biologisch-dynamische bedrijfsvoering waarbij bijvoorbeeld schoolklassen elke dag door te stal lopen, vogels in en uit vliegen en de koeien ook vrije uitloop hebben?

Antwoord 4

Het is mogelijk een stal met een biologisch-dynamische bedrijfsvoering te certificeren in het kader van de MDV. Hierbij dient voldaan te worden aan de voorwaarden voor de duurzaamheidsthema’s die in de deelmaatlatten van de MDV zijn vastgelegd.

Vraag 5

Welk ander subsidie-instrumentarium is er volgens u beschikbaar waarmee de bouw van poststallen bevorderd wordt?

Antwoord 5

Er is geen ander rijkssubsidie-instrumentarium waarmee investeringen in potstallen worden ondersteund.

Vraag 6

Zijn er, behalve potstallen nog andere staltypes (in ontwikkeling) waarbij de dunne en dikke fractie wordt gescheiden? Indien dat het geval is, wordt de toepassing van deze types (financieel) gesteund?

Antwoord 6

In potstallen en in de vrijloopstallen wordt dikke en dunne mest niet gescheiden.

In de MDV voor de melkveehouderij, vleeskalverhouderij en vleesvarkenshouderij zijn stalsystemen opgenomen waarbij de dunne en dikke mest wordt gescheiden. Deze systemen komen in aanmerking voor de MIA en/of VAMIL als aan de voorwaarden wordt voldaan. Voor innovatieve emissiearme stalsystemen met mestscheiding kan een beroep worden gedaan op de proefstalstatus in het kader van de Rav en is ondersteuning via de MIA en VAMIL mogelijk.

Naar boven