Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de Staatssecretaris van Financiën over de opmerkingen van de ARK over de rechtmatigheid van de totaal uit de hand gelopen kosten van de afvloeiingsregeling en over aan de Kamer beloofde onderzoeken (ingezonden 1 juni 2017).

Antwoord van Staatssecretaris Wiebes (Financiën) (ontvangen 9 juni 2017).

Vraag 1

Hebt u de volgende zin gelezen in het verantwoordingsonderzoek 2016 van de Algemene Rekenkamer (ARK) over de stimuleringspremies bij de Belastingdienst: «Wij hebben de volgende aanvullende opmerking: We hebben geconstateerd dat een groot aantal medewerkers die een aanvraag ná 1 juli hadden gedaan om gebruik te mogen maken van de regeling, is geadviseerd om de aanvraag opnieuw te doen, maar dan met een datum vlak voor 1 juli. Dit is de datum tot waarop medewerkers een aanvraag konden doen om te mogen uitstromen met ontvangst van een volledige stimuleringspremie. Daarna wordt er een korting toegepast. Dit is voordelig voor deze medewerkers, maar nadelig voor de Belastingdienst.»?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Klopt het dat er bij een aanvraag die voor 1 juli werd ingediend geen afslag bestond op basis van leeftijd en een medewerker dus twee volle jaarsalarissen kon krijgen en dat er na 1 juli 2016 een korting was voor mensen die minder dan 2 jaar verwijderd waren van hun AOW-leeftijd?

Antwoord 2

Op grond van de regeling werden medewerkers gekort op hun stimuleringspremie indien zij na 30 juni 2016 een aanvraag indienden en de uitstroomdatum binnen 18 maanden voorafgaand aan het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd lag. Indien zij de aanvraag voor 1 juli indienden, gold deze korting inderdaad niet. Overigens is het uitgangspunt in de vraag dat de medewerker in dat geval «dus twee volle jaarsalarissen» kon krijgen, onjuist. De maximale hoogte van de stimuleringspremie was € 75.000 bruto, tenzij het jaarsalaris (inclusief vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering) hoger was. In dat geval was het bruto jaarsalaris (inclusief vakantie- en eindejaarsuitkering) het maximum.

Vraag 3

Klopt het dat meer dan 1.000 medewerkers die gebruik gemaakt hebben van de regeling 63 jaar of ouder waren en dat voor hen dit verschil buitengewoon materieel was, oftewel dat een aanvraag voor 1 juli vaak tienduizenden euro’s per persoon meer opleverde dan een aanvraag na 1 juli?

Antwoord 3

Het klopt dat meer dan 1.000 oudere medewerkers van 63 jaar en ouder binnen de geldende regels, gebruik heeft gemaakt van de regeling. Het stond de medewerker vrij om zich voor of na 1 juli aan te melden, met een uiterlijke datum van 31 augustus.

Vraag 4

Hoeveel mensen hebben een aanvraag ingediend met een datum voor 1 juli, die pas na 1 juli is binnengekomen bij de Belastingdienst?

Antwoord 4

Deze situatie heeft zich niet voorgedaan.

Bij één medewerker is de regeling conform de voorwaarden van voor 1 juli geaccordeerd, terwijl de aanvraag net na 1 juli is ingediend. Deze medewerker had alles voorbereid om voor 1 juli de aanvraag in te dienen. In de week vóór 1 juli overleed de partner van deze medewerker, waardoor de aanvraag niet tijdig is ingediend. Uit coulance is deze alsnog geaccordeerd.

Vraag 5

Hoe zijn aanvragen behandeld die na 1 juli zijn binnengekomen?

Antwoord 5

Conform de hiertoe geldende regels.

Vraag 6, 7 en 8

Wie hebben het advies gegeven aan een groot aantal medewerkers die een aanvraag ná 1 juli hadden gedaan om gebruik te mogen maken van de regeling, om de aanvraag opnieuw te doen, maar dan met een datum vlak voor 1 juli?

Kunt u een uitgebreide toelichting geven op de gang van zaken.

Wanneer was u op de hoogte van deze praktijk?

Antwoord 6, 7 en 8

Er is niet geconstateerd dat dergelijke adviezen zijn gegeven.

Vraag 9

Hoeveel douaniers en medewerkers van de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) zijn onder toepassing van artikel 49xx van het ARAR vertrokken?

Antwoord 9

Bij Douane zijn in totaal 321 medewerkers vertrokken. In fte’s zijn dat er 300.

Bij de FIOD zijn in totaal 85 medewerkers vertrokken. In fte’s 81.

Vraag 10

Hoeveel van de vacatures van de vertrokken douaniers en FIOD-medewerkers – die allemaal ingevuld moeten worden – zijn tot nu toe vervuld?

Antwoord 10

Het antwoord voor de Douane op deze vraag is op dit moment nog niet te geven, omdat de door de Douane ingezette wervingsrondes betrekking hadden op werving ter borging van de continuïteit op het proces (bij Douane was begin 2016 al sprake van een aanmerkelijke onderbezetting) en werving ter vervanging van uitstroom als gevolg van de remplaçantenregeling, waarbij conform rijksbeleid de vacature eerst is opengesteld voor VWNW-kandidaten (zie ook het antwoord bij vraag 12). Deze wervingen zijn gelijktijdig uitgevoerd. Het vraagt nadere analyse om aan te geven welke vacatures vervuld zijn.

Conform de afspraak met de Kamer stelt Douane alles in het werk om zo snel mogelijk op sterkte te komen.

De FIOD heeft 21 kritische functies vastgesteld, waarbij rekening gehouden is met de financiële- en formatieve kaders van de FIOD. Van deze kritische functies zijn er inmiddels 16 vervuld, waarbij conform rijksbeleid de vacature eerst is opengesteld voor VWNW-kandidaten. De overige procedures voor de vervulling van de resterende 5 functies lopen nog.

Vraag 11

Hoeveel van de vacatures van de vertrokken douaniers en FIOD-medewerkers zijn tot nu toe ingevuld door een geremplaceerde?

Antwoord 11

De Douane heeft vanaf het voorjaar van 2016 drie grote wervingsrondes gehouden, gericht op het primair proces (groepsfuncties). Zoals gemeld ging het om vacatures ter borging van de continuïteit op het proces en om werving ter vervanging van uitstroom als gevolg van de remplaçantenregeling. De vacatures zijn conform rijksbeleid binnen de Belastingdienst en interdepartementaal opengesteld en konden hiermee voor een belangrijk deel worden vervuld. Dit geldt niet voor de groepsfuncties C en I. Daar moest vanwege de specifieke eisen (groepsfunctie C) en schaarste (groepsfunctie I) ook extern worden opengesteld.

Bij de Douane zijn 129 medewerkers en bij de FIOD zijn 4 medewerkers afkomstig van onderdelen die vallen onder de IA geplaatst. Op dit moment is nog onduidelijk welk aantal kan worden beschouwd als geremplaceerde.

Vraag 12

Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat alle de vacatures van de vertrokken douaniers en FIOD-medewerkers ingevuld worden door geremplaceerden?

Antwoord 12

De Douane beschouwt twee keer per jaar of werving noodzakelijk is. Op basis van deze beschouwing wordt bepaald wat aan instroom noodzakelijk is, waarbij geldt dat deze ook financierbaar moet zijn.

Bij de Douane en de FIOD is het uitgangspunt dat bij vacatures de VWNW-kandidaat voorrang heeft zodat wordt gekomen tot het vervullen van plekken door geremplaceerden gelijk aan het aantal medewerkers dat met toepassing van de remplaçantenregeling is vertrokken, dan wel dat in sommige gevallen met het vertrek van de remplaçant de functie komt te vervallen waarmee een bijdrage wordt geleverd aan het realiseren van een taakstelling. De Douane en de FIOD gaan dit inzichtelijk maken zodat er sprake is van juiste toepassing van de remplaçantenregeling.

Vraag 13

Binnen welke termijn gaat u ervoor zorgen dat alle de vacatures van de vertrokken douaniers en FIOD-medewerkers ingevuld worden door geremplaceerden?

Antwoord 13

Inzet is dat Douane en FIOD weer op sterkte komen, want de continuïteit op het proces moet worden geborgd. Omdat nog sprake is van een onderbezetting bij Douane en daarnaast reguliere uitstroom zal plaatsvinden, zal Douane de komende periode inzetten op aanvullende werving. Daarbij zal, zoals gebruikelijk, nadrukkelijk rekening worden gehouden met het vervullen van posities door geremplaceerden.

Vraag 14 en 15

Herinnert u zich dat u in het plenaire debat over de Belastingdienst op 9 februari gezegd heeft dat het forensisch onderzoek half mei klaar zou zijn? Is het onderzoek klaar en kunt u het aan de Kamer doen toekomen?

Kunt u een precieze lijst geven van de nog lopende onderzoeken in het kader van de Broedkamer, de reorganisatie en de afvloeiingsregeling en kunt u voor elk van de onderzoeken aangeven wanneer zij klaar zijn en aan de Kamer gestuurd zullen worden?

Antwoord 14 en 15

In de 19e Halfjaarsrapportage is ingegaan op de stand van zaken in het kader van onderzoeken betreffende de Broedkamer. Het gaat om het onderzoek naar de informatiebeveiliging bij de Broedkamer, het onderzoek naar de gegevensverbruik bij Data&Analytics, het onderzoek naar de toepassing van het Handboek Beveiliging Belastingdienst en het onderzoek naar de rechtmatigheid van de aanbesteding.1 Voor wat dit laatste rapport betreft heb ik uw Kamer in antwoord op uw vragen bij brief van 2 juni 2017 (kenmerk 2017–109201) geantwoord dat ik verwacht dat dit onderzoek aan het einde van de zomer wordt afgerond.

In de kabinetsreactie2 op de adviezen van de Commissie onderzoek Belastingdienst is aangegeven hoe met de aanbevelingen wordt omgegaan. Deze worden thans uitgewerkt. Voor het zomerreces zal ik uw Kamer informeren over de voortgang.

Vraag 16

Kunt u deze vragen een voor een en uitgebreid beantwoorden voor woensdag 7 juni in verband met het algemeen overleg Belastingdienst op 8 juni aanstaande?

Antwoord 16

Ik heb de beantwoording voorafgaand aan het AO Belastingdienst van 8 juni aan uw Kamer gestuurd.


X Noot
1

Kamerstukken II, 2016/17, 31 066, nr. 357, hoofdstuk 3.1

X Noot
2

Kamerstukken II, 2016/17, 31 066, nr. 330

Naar boven