Vragen van het lid Nijboer (PvdA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het voortbestaan van de Kindertelefoon (ingezonden 13 april 2017).

Antwoord van Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 6 juni 2017)

Vraag 1

Bent u op de hoogte van het bericht dat de Kindertelefoon en het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ) bang zijn in de financiële problemen te komen als vanaf 2018 met 388 gemeenten moet worden onderhandeld over de betaling, omdat de overgangsregeling dan afloopt? 1

Antwoord 1

Ik ben op de hoogte van dit bericht.

Vraag 2

Deelt u de mening dat de taak van de Kindertelefoon landelijk geregeld dient te worden omdat de Kindertelefoon toegankelijk moet zijn voor alle kinderen in Nederland?

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3

Deelt u de mening dat ook voor het AKJ geldt dat toegankelijkheid landelijk geregeld moet worden?

Antwoord 3

Ik ben van mening dat het vertrouwenswerk in het kader van de Jeugdwet landelijk dekkend geregeld moet zijn en dat het algemeen beschikbaar dient te zijn. Momenteel wordt dit door het AKJ in samenwerking met Zorgbelang uitgevoerd.

Vraag 4

Vindt u het redelijk en zinvol dat de Kindertelefoon en het AKJ met alle 388 gemeenten apart overeenkomsten moet gaan sluiten en aparte facturen moet gaan sturen aan al die gemeenten?

Antwoord 4

Nee.

Vraag 5

Wat gebeurt er als een aantal gemeenten niet of niet tijdig een overeenkomst sluit?

Antwoord 5

Op 1 juni 2017 heeft de VNG mij laten weten dat er nog geen financiële garantstelling is voor de drie organisaties per 2018. Dit omdat bij meer dan 100 gemeenten de besluitvorming niet voor 1 juni rond is. Ook blijkt uit een peiling van de VNG dat 78% van de gemeenten van mening is dat deze voorzieningen beter collectief gefinancierd kunnen worden. Het VNG-bestuur geeft per brief wel een garantstelling af voor 2018.

Ondanks de goede inspanningen van ruim 250 gemeenten die de getekende contracten wel op tijd geretourneerd hebben om zo zekerheid op continuïteit te bieden, acht ik de onzekerheid van de beschikbaarheid van de voorzieningen te groot evenals de lastendruk van de bestaande oplossing.

Met breed draagvlak bij gemeenten en de drie organisaties, concludeer ik daarom dat het beter is als deze voorzieningen onder landelijke verantwoordelijkheid komen te vallen. Ik zal dit zo snel als mogelijk wettelijk regelen.

Ik waardeer de garantstelling die het VNG-bestuur biedt voor 2018, maar geef er de voorkeur aan om zo snel als mogelijk een constructie in gang te zetten die langdurig houdbaar is. Daarom zal ik in 2018 zorg dragen voor continuïteit van de Kindertelefoon, AKJ en Sensoor. Dit betekent dat de verantwoordelijkheid voor deze taken bij het Rijk komt te liggen en in de komende septembercirculaire van het gemeentefonds een uitname per 2018 zal worden verwerkt. Een en ander is uiteraard in nauw overleg met de VNG. Ik heb de drie organisaties hiervan ook op de hoogte gebracht.

Vraag 6

Hoeveel kinderen hebben het afgelopen jaar met de Kindertelefoon gebeld? Denkt u dat beëindiging van de overgangsregeling ten koste kan gaan van de werkelijke taak van de Kindertelefoon? Zo ja, wat gaat u doen om het voortbestaan van de Kindertelefoon veilig te stellen?

Antwoord 6

Kinderen kunnen naast bellen ook chatten met de Kindertelefoon. In 2016 zijn er in totaal 242.355 contacten geregistreerd.

Zie verder mijn antwoord op vraag 5.

Vraag 7

Hoeveel mensen hebben het afgelopen jaar contact gezocht met het AKJ, met klachten over de jeugdzorg? Hoe gaat u er voor zorgen dat mensen met een klacht over jeugdzorg bij een onafhankelijke vertrouwenspersoon terecht blijven kunnen, juist nu door de decentralisatie van de jeugdzorg nog niet alle problemen zijn opgelost?

Antwoord 7

In 2016 hebben 10572 unieke cliënten (5915 jongeren en 4657 volwassenen) contact gehad met vertrouwenspersonen jeugd.

Zie verder mijn antwoord op vraag 5.

Vraag 8

Kunt u toezeggen vóór 1 juni een oplossing te bieden zodat de medewerkers geen ontslag aangezegd hoeft te worden en de Kindertelefoon en het AKJ kunnen blijven bestaan?

Antwoord 8

Zie mijn antwoord op vraag 5.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Marijnissen (SP), ingezonden 12 april 2017 (Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2019)


X Noot
1

NOS, 11 april 2017

Naar boven