Vragen van het lid Leijten (SP) aan de Minister van Financiën over het bericht «Harde woorden over hoogleraren accountancy» (ingezonden 18 april 2017).

Antwoord van Minister Dijsselbloem (Financiën) (ontvangen 30 mei 2017). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1748.

Vraag 1 en 2

Wat is uw reactie op het bericht «Harde woorden over hoogleraren accountancy», d.d. 14 maart 2017, waarin wordt aangekaart dat accountancy hoogleraren niet onafhankelijk en kritisch genoeg zijn?1

Hoe beoordeelt u de kritische geluiden uit bovengenoemd bericht in het licht van uw eigen reactie op de motie van het lid Nijboer c.s. over meer hoogleraren zonder nevenfuncties in de sector?2 Welke gevolgen moeten deze kritische geluiden hebben voor de sector?

Antwoord 1 en 2

In het bericht wordt verwezen naar de discussie die is ontstaan op de website accountant.nl. In deze discussie heeft Marcel Pheijffer, hoogleraar accountancy aan de Nyenrode Business Universiteit, kritiek geleverd op zijn collega hoogleraren, die zich in zijn ogen te weinig mengen in het publieke debat over de sector. Naar het oordeel van Pheijffer is de belangrijkste verklaring hiervoor dat zij ook verbonden zijn (of waren) aan een groot accountantskantoor. Zijn vakgenoten hebben hem van repliek gediend. Zij geven aan dat als hoogleraren zich niet mengen in het publieke debat, dit niet betekent dat daarmee een conclusie kan worden getrokken over hun onafhankelijkheid en hun maatschappelijke bijdrage (onder andere in de vorm van onderwijs en onderzoek).

Voor zover het gaat om wetenschappelijk onderzoek is natuurlijk van belang dat de onafhankelijkheid is geborgd. De Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening van de VSNU biedt echter waarborgen voor hoogleraren om in voldoende mate onafhankelijk over de sector te spreken. Zoals ik in mijn brief heb aangegeven is het daarnaast vanuit het oogpunt van kenniscirculatie en het belang van het kunnen delen van ervaringen uit de praktijk wenselijk dat er hoogleraren zijn die nevenfuncties hebben in de beroepspraktijk, zoals bij een accountantsorganisatie. Dit zorgt ervoor dat onderwijs wordt gegeven door mensen met praktijkervaring en dat vragen uit de praktijk hun weg vinden naar de wetenschap. Dit geldt zeker voor een praktijkgerichte sector als de accountancysector.

Vraag 3, 4 en 8

Acht u het gesprek dat u met de universiteiten en de sector heeft gehad afdoende om de onafhankelijkheid van hoogleraren accountancy, die vaak meerdere functies bekleden, te borgen? Zo ja, welke harde toezeggingen zijn er vanuit de universiteiten en de sector gekomen om u in dat geloof te sterken?

Bent u van mening dat er op dit moment sprake is van een voldoende kritische en onafhankelijke houding bij hoogleraren accountancy? Zo ja, op welke manier(en) uit dit zich volgens u? Zo nee, wat gaat u er aan doen om deze houding te veranderen?

Bent u bereid concrete afspraken te maken met de sector en universiteiten om de onafhankelijkheid van hoogleraren te garanderen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3, 4 en 8

Uit de gesprekken die ik heb gevoerd met universiteiten blijkt dat er een groot aantal gedragscodes is opgesteld die zowel de onafhankelijkheid moeten waarborgen als belangenverstrengeling dienen te voorkomen. Dit wordt gedaan vanuit het oogmerk een zo groot mogelijke transparantie te creëren in en over het wetenschappelijke handelen. Met deze gedragscodes worden waarborgen gegeven voor hoogleraren om vanuit de wetenschappelijke discipline onafhankelijk te kunnen functioneren en daarover verantwoording af te leggen. De gedragscodes bieden universiteiten de mogelijkheid om toe te zien op mogelijke belangenverstrengeling. Hoogleraren die tevens registeraccountant zijn dienen zich bovendien te houden aan Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA). Op grond van de VGBA mag een accountant zich, ook in zijn hoedanigheid als hoogleraar, niet ongepast laten beïnvloeden. De bestaande waarborgen sterken mij in de overtuiging dat de hoogleraren voldoende kritisch en onafhankelijk zouden moeten kunnen opereren en dat kan worden opgetreden tegen eventuele misstanden.

Vraag 5 en 6

U schrijft in uw reactie op de hierboven aangehaalde motie van het lid Nijboer c.s.: «Voor een sector in ontwikkeling, zoals de accountancysector, is onafhankelijk onderzoek van groot belang. [...] Het risico op belangenverstrengeling valt nooit volledig uit te sluiten.»; hoe rijmt u het eerste deel van die uitspraak met het laatste deel? Hoe bedoelt u dat belangenverstrengeling nooit volledig valt uit te sluiten? Kunnen hier geen afspraken over worden gemaakt?

Welke zaken van belangenverstrengeling zijn u bekend, waarbij de onafhankelijkheid van wetenschappers geschaad is of dat onderzoek de toets der wetenschap niet kon doorstaan door belangenverstrengeling?

Antwoord 5 en 6

Het risico op belangenverstrengeling is nooit volledig uit te sluiten. Ondanks de bestaande waarborgen zullen gevallen van belangenverstrengeling incidenteel kunnen voorkomen. Er zijn mij echter geen gevallen bekend waarin belangenverstrengeling recentelijk aan de orde is geweest.

Vraag 7

Erkent u dat accountants een groot publiek belang dienen, en dat het in dat publieke belang is dat zij te allen tijde kritisch naar hun eigen sector zouden moeten (kunnen) kijken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7

Accountants dienen inderdaad het publieke belang voornamelijk bij de uitvoering van hun controlewerkzaamheden. Bij een professionele beroepsgroep past ook zelfkritiek en reflectie. De afgelopen jaren hebben de accountants erkend dat zij hun voornaamste publieke taak niet goed hebben vervuld en hebben zij verbetermaatregelen voorgesteld en doorgevoerd.

Naar boven