Vragen van het lid Fritsma (PVV) aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het bericht dat hij vele afgewezen asielzoekers toch trakteert op een verblijfsvergunning (ingezonden 14 april 2017).

Antwoord van Staatssecretaris Dijkhoff (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 23 mei 2017). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1801.

Vraag 1

Klopt het dat u in 31% van de gevallen die aan u zijn voorgelegd in het kader van eventuele gebruikmaking van de zogenaamde discretionaire bevoegdheid toch een verblijfsvergunning heeft verleend aan vreemdelingen wier verblijfsaanvraag (vaak herhaaldelijk) is afgewezen?1

Antwoord 1

Elke individuele zaak beoordeel ik op de eigen merites. Ik maak dus per zaak 100% wel of 100% geen gebruik van deze bevoegdheid. De genoemde 31% is enkel een momentopname en kan op elk willekeurig ander moment hoger danwel lager zijn.

Vraag 2

Waarom is het nodig naast het vestigen van alle immigratie- en asielrecords ook nog op dit gebied een record te vestigen?

Antwoord 2

U vraagt naar het waarom van een door mij niet gedeelde stelling. Deze kan ik dan ook niet verklaren. Daarnaast is niet van al mijn voorgangers bekend in hoeveel procent van de gevallen zij hun discretionaire bevoegdheid hebben aangewend, een record kan dan ook niet worden vastgesteld.

Vraag 3

Realiseert u zich dat u Nederland met dit structurele generaal-pardonbeleid een asielmagneet laat blijven?

Antwoord 3

Er is geen structureel generaal-pardonbeleid. Daarnaast ligt er geen magnetisch proces ten grondslag aan migratiebewegingen naar Nederland.

Vraag 4

Realiseert u zich voorts dat u hiermee mensen beloont voor het negeren van hun vertrekplicht en dat hierdoor veel meer vreemdelingen tegen de regels in in Nederland blijven hangen?

Antwoord 4

Ik ben van mening dat het gebruikmaken van mijn discretionaire bevoegdheid op zichzelf niet iets goeds is. Het gaat in deze zaken altijd om een afweging van belangen. Daarbij is het inderdaad zo dat betrokkene op grond van het vreemdelingenrecht geen recht heeft in Nederland te verblijven. Dat argument weegt zwaar bij het beoordelen van verzoeken. Dat is dan ook de reden dat ik alleen in zeer specifieke en schrijnende omstandigheden van mijn discretionaire bevoegdheid gebruik maak en in de meeste gevallen dergelijke verzoeken afwijs.

Vraag 5

In hoeveel van deze gevallen was sprake van bemoeienis van Kamerleden? Waarom kiest u voor deze oncontroleerbare achterkamertjespolitiek in het vreemdelingenbeleid?

Antwoord 5

Er is geen bemoeienis van Kamerleden bij de beslissing wel of niet gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid. Wel komt het voor dat kamerleden een verzoek hiertoe initieren danwel ondersteunen.

Het gebruik van de discretionaire bevoegdheid is vastgelegd in artikel 3.51, onder k, Vreemdelingenbesluit 2000.

Vraag 6

Kunt u ophouden met dit stiekeme generaal-pardonbeleid? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Nee, aangezien er geen generaal-pardonbeleid is, kan ik daar ook niet mee ophouden.


X Noot
1

«Dijkhoff minst streng», Telegraaf, 13 april 2017

Naar boven