Vragen van de leden Van der Staaij (SGP), De Roon (PVV), Baudet (FvD), Ten Broeke (VVD), Voordewind (ChristenUnie) en Knops (CDA) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over haatzaaien in Palestijnse schoolboeken (ingezonden 5 april 2017).

Antwoord van Minister Koenders (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 15 mei 2017).

Vraag 1

Kent u het bericht «In schoolboeken is Jeruzalem «Palestijnse stad»»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3, 4, 5

Kunt u bevestigen dat in Palestijnse schoolboeken beweerd wordt dat Israël aan Palestina toebehoort, en dus geen legitiem bestaansrecht heeft, en dat alle Israëliërs slecht zijn, zodat deze lesboeken niet voldoen aan de UNESCO-standaarden voor vrede, tolerenatie en onpartijdigheid in het onderwijs?

In hoeverre is er daadwerkelijk sprake van een trend van «radicalisering» van lesmethoden?

Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat Palestijnse schoolboeken, naast de ontkenning van het bestaansrecht van Israël, ook het martelaarschap zouden verheerlijken, waaronder van terroristen?2 In hoeverre wordt met dergelijke teksten in schoolboeken voor jonge kinderen een voedingsbodem gelegd voor terrorisme?

Beaamt u dat de genoemde beweringen in lesmethoden, net als het negeren van de Joodse verworteling met het land, niet alleen de werkelijkheid geweld aandoen, maar bovendien bijdragen aan vijandigheid van Palestijnen jegens Israël en daarmee een directe bedreiging vormen voor het vredesproces tussen Israël en de Palestijnen?

Antwoord 2, 3, 4, 5

Nederland, de EU en andere landen binnen de internationale gemeenschap dringen bij beide partijen erop aan dat zij aanzetten tot haat en geweld tegengaan, in lijn met VNVR Resolutie 2334 en de slotverklaring van de MOVP-conferentie in Parijs (15/1/2017).

Dat sommige Palestijnse schoolboeken soms problematische passages bevatten, wordt bevestigd uit de strenge toets die UNWRA uitvoert als er nieuwe schoolboeken worden geïntroduceerd. Zo heeft UNRWA de nieuwe schoolboeken voor het eerste en tweede semester van het huidige schooljaar getoetst op de mate waarin die conform diens normen voor neutraliteit, gender en agressie zijn. In een aantal gevallen (op 119 van ruim 4200 pagina’s) voldeden de boeken niet aan de normen die UNWRA stelt voor neutraliteit. Ook waren er gevallen waarin de boeken niet voldeden aan de VN-normen voor gender. Voor die gevallen heeft UNRWA alternatieve instructiematerialen ontwikkeld voor gebruik in diens scholen. Het kabinet acht het van groot belang dat UNRWA deze strenge toets uitvoert.

Uit eerder vergelijkende onderzoeken tussen 2003 en 2013 naar Palestijnse en Israëlische schoolboeken3 bleek dat in Palestijnse maar ook in Israëlische schoolboeken echter weinig informatie voorkomt over de religie, cultuur, economie en dagelijkse activiteiten van de ander en wordt weinig aandacht gegeven aan de geschiedenis van de andere partij in het conflict. Het kabinet is van mening dat kennis van elkaars leven en geschiedenis van belang is voor een klimaat waarin vrede mogelijk is (zie ook antwoorden op Kamervragen van het lid Van der Staaij, vergaderjaar 2014–2015, aanhangselnummer 1480, d.d. 6 maart 2015). Het kabinet beschikt niet over een recentere vergelijking van alle schoolboeken op basis waarvan gesteld kan worden of er een trend is richting meer aanzetten tot haat of geweld.

Daarom blijft het kabinet zich inzetten om aanzetten tot haat of geweld tegen te gaan. Ook in EU-verband is daar nadrukkelijk aandacht voor. Zo is het een expliciet agenda-onderwerp in het relevante Subcomité onder het interim- Associatie Akkoord met de Palestijnse Autoriteit.

Vraag 6

In hoeverre draagt Nederland, direct of indirect, in bilateraal, multilateraal of EU-verband, bij aan het financieren of op andere wijze mogelijk maken van dergelijke lesmethoden? Welke mogelijkheden heeft u om deze bijdragen te stoppen of ten minste op zodanige wijze te gebruiken dat er een beslissende trendbreuk ontstaat wat betreft de steeds radicalere inhoud van lesboeken?

Antwoord 6

Nederland is geen donor voor de Palestijnse onderwijssector en draagt derhalve ook niet bij aan het curriculum. De EU is evenmin een donor voor de ontwikkeling van het Palestijnse curriculum. Diverse EU-lidstaten die wel actief zijn in de onderwijssector brengen dit onderwerp regelmatig ter sprake bij de Palestijnse Autoriteit, maar hebben op basis daarvan geen aanleiding gezien hun financiering aan te passen. Zoals gezegd beschikt het kabinet niet over informatie waaruit blijkt dat er, aan deze of gene zijde, sprake is van een trend richting meer aanzetten tot haat en geweld.


X Noot
1

«In schoolboeken is Jeruzalem «Palestijnse stad»», Nederlands Dagblad 4 april 2017

X Noot
3

«Portrayal of the Other in Palestinian and Israeli Schoolbooks» (Tijdschrift: Political Psychology, 2014)

Naar boven