Vragen van de leden Van der Lee en Kröger (beiden GroenLinks) aan de Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over het bericht dat de CO2-uitstoot van de Nederlandse industrie in 2016 niet is gedaald (ingezonden 6 april 2017).

Mededeling van Minister Kamp (Economische Zaken) (ontvangen 28 april 2017).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de voorlopige uitstootcijfers voor 2016 (gepubliceerd op 3 april 2017) van de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa), waaruit blijkt dat de CO2-uitstoot van de industrie in 2016 nagenoeg gelijk is gebleven ten opzichte van 20151?

Vraag 2

Wat zijn volgens u de belangrijkste redenen voor het nagenoeg gelijk blijven van de CO2-uitstoot in de industrie?

Vraag 3

Hoe verhoudt het gelijk blijven van de CO2-uitstoot in de Nederlandse industrie zich tot de afname in Europese CO2-uitstoot?

Vraag 4

Deelt u de mening dat de CO2-uitstoot in de industrie af moet nemen om aan het Urgenda-vonnis en aan de afspraken in het Klimaatakkoord van Parijs te voldoen?

Vraag 5

Deelt u de mening dat het Europese emissiehandelssysteem (ETS) onvoldoende werkt om de CO2-uitstoot in de Nederlandse industrie terug te dringen en dat aanvullende nationale maatregelen nodig zijn?

Vraag 6

Deelt u de mening dat een nationale minimumprijs voor CO2 wel tot het aanjagen van CO2-arme innovaties in de industrie kan leiden?

Vraag 7

Bent u reeds in overleg met de industrie over welke aanvullende maatregelen nodig zijn om een trendbreuk in haar CO2-uitstoot te realiseren? Zo nee, wilt u hier zo spoedig mogelijk het initiatief toe nemen?

Mededeling

Op 6 april jl. hebben de leden Van der Lee en Kröger (beiden GroenLinks)2 en het lid Van Veldhoven (D66)3 Kamervragen gesteld over het bericht dat de CO2-uitstoot van de Nederlandse industrie in 2016 niet is gedaald. Op dezelfde datum heeft de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu schriftelijke vragen gesteld over hetzelfde onderwerp.4 Vanwege voor de beantwoording benodigde afstemming kunnen deze vragen niet binnen de gebruikelijke termijn van drie weken worden beantwoord. Ik streef ernaar om de vragen, samen met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en in onderlinge samenhang, uiterlijk medio mei te beantwoorden.

Naar boven