Vragen van het lid Leijten (SP) aan de Minister van Financiën over het bericht dat spaarders geen rente meer krijgen op hun spaargeld (ingezonden 30 maart 2017).

Antwoord van Minister Dijsselbloem (Financiën) (ontvangen 28 april 2017).

Vraag 1, 2, 3 en 4

Wat is uw reactie op de berichten dat Triodos de spaarrente verlaagt naar nul procent en dat het slechts een kwestie van tijd is voordat de andere grote banken de rente ook op nul zetten? Vindt u deze ontwikkelingen, namelijk dat men geen rente ontvangt over spaargeld of dat zelfs sprake is van een negatieve rente over spaargeld, gewenst? Kunt u uw antwoord toelichten?1 2

Verwacht u dat andere banken ook overgaan tot het verlagen van de spaarrente of zelfs een negatieve rente gaan rekenen? Kunt u uw antwoord toelichten?

Welke relatie ziet u tussen het ECB-beleid, namelijk het opkopen van staatsobligaties, en de almaar verder dalende rente op spaartegoeden?

Deelt u de mening van de banken dat zij geen andere keuze hebben dan het verlagen van de rente, vanwege de lage rentestand door het ECB-beleid? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 1, 2, 3 en 4

De rente staat historisch gezien op een uitzonderlijk laag niveau en is sinds de jaren ’80 aan het dalen. De rente komt tot stand door een interactie tussen vraag en aanbod in geld- en kapitaalmarkten. Het Eurosysteem is een speler op deze markten en kan de rente dus – op korte termijn – beïnvloeden. Naast korte termijn vraag en aanbod, wordt de dalende rente echter ook veroorzaakt door structurele factoren die losstaan van monetair beleid, zoals vergrijzing, en door conjuncturele factoren, zoals het balansherstel bij bedrijven die daardoor minder investeren en huishoudens die op hun beurt meer sparen. Het verruimde monetaire beleid van de Europese Centrale Bank (ECB) draagt weliswaar bij aan de neerwaartse druk op de rente, maar het is niet de verwachting dat bij een verandering van het ECB-beleid de rentes op substantieel hogere niveaus zullen komen te liggen.3

Banken streven naar het op peil houden van hun rentemarge (verschil tussen uitleen- en inleenrentes). Als door dalende marktrentes de uitleenrentes van banken onder druk komen te staan, kunnen banken beslissen om de vergoeding op inleenrentes te verlagen. Banken stellen hun eigen rentes vast die tevens verschillen per type deposito. Zo betalen banken vaak hogere rentes voor deposito’s die voor langere tijd worden vastgezet. De depositorente die banken zelf betalen indien zij geld stallen bij de ECB stond medio maart 2016 op -0,4%. In hoeverre banken bij eventuele toekomstige dalingen in de markrente over zullen gaan tot het verder verlagen van de spaarrente, valt op voorhand niet te overzien.

Vervolgens is het aan huishoudens zelf om te kiezen of en tegen welke voorwaarden zij willen sparen en hoe zij dat doen. Indien huishoudens ervoor kiezen om bij banken te sparen, hebben zij de keuze uit verschillende producten die diverse rentevergoedingen bieden tegen verschillende voorwaarden.4

Vraag 5 en 6

Wat is uw opvatting over het wettelijk verbieden van negatieve rentes op spaartegoeden, zoals in België is gebeurd? Kent u andere landen met een verbod op negatieve rentes op spaartegoeden? Zo ja, welke?

Bent u bereid maatregelen te nemen om negatieve rentes op spaartegoeden te voorkomen?

Antwoord 5 en 6

Ik ben niet bekend met andere landen waar een minimale spaarrente wettelijk is vastgelegd zoals in België het geval is. Het wettelijk stellen van beperkingen aan spaarrentes kan leiden tot een verstoring van de markt, maar ook ten koste gaan van de effectiviteit van monetair beleid. In het ergste geval kan een verbod op het doorprijzen van een negatieve rente zelfs de financiële stabiliteit schaden, omdat dit tot aanzienlijke verliezen kan leiden bij banken. Om deze redenen ben ik niet van plan om nu maatregelen te nemen om negatieve spaarrentes te verbieden.

Vraag 7

Acht u het reëel om te veronderstellen dat spaarders 1,63 procent rente op hun spaargeld behalen? Zo ja, kunt u dit onderbouwen? Zo nee, bent u bereid de vermogensrendementsheffing aan te passen?

Antwoord 7

Met ingang van 1 januari 2017 zijn wijzigingen doorgevoerd in de systematiek van box 3. Hiermee sluit de heffing beter aan op het werkelijke rendement. In de nieuwe systematiek is het forfaitaire rendement bepaald aan de hand van de gemiddeld in de voorgaande jaren gerealiseerde rendementen op sparen en beleggen. Deze rendementen worden jaarlijks aangepast aan de hand van de meest actuele gegevens.

Voor spaarrente op de bank- en de spaartegoeden wordt het vijfjaarsvoortschrijdend gemiddelde gebruikt van de spaarrente op deposito's met een opzegtermijn van minder of gelijk aan drie maanden, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank (DNB).5 Zie tabel 1 met de relevante cijfers afgerond op twee cijfers achter de komma.

Tabel 1: Rente van banken op deposito’s met opzegtermijn <= 3 maanden
 

2011

2012

2013

2014

2015

Gewogen gemiddelde rentepercentages

2,20%

2,20%

1,60%

1,29%

0,99%

Bron: DNB

Voor het forfaitaire rendement op sparen dat in 2018 en 2019 zal gaan gelden zijn de geprognosticeerde spaarrendementen voor 2016 en 2017 van belang. De realisatie voor 2016 die relevant is voor het rendement van 2018 is al bekend. De spaarrente voor dat jaar is uitgekomen op 0,56%. Het forfaitaire rendement (het vijfjaarsvoortschrijdend gemiddelde) voor 2018 komt dan voor sparen uit op 1,30%. Voor 2019 zal het rendement van 2017 van belang zijn. Voor een prognose kan gebruik worden gemaakt van ramingen van het CPB voor de kapitaalmarktrente. De raming van het forfaitaire rendement voor 2019 komt dan voor sparen uit op 0,89%.

Het systeem dat in werking is getreden per 1 januari 2017 volgt de feitelijke ontwikkeling en sluit daarom beter aan bij het werkelijke rendement op sparen. Of en in hoeverre verdere stappen richting een heffing over het werkelijke individueel behaalde rendement gewenst zijn, laat ik over aan een nieuw kabinet.

Vraag 8

Wat gaat u doen om te voorkomen dat mensen hun spaargeld uiteindelijk thuis bewaren, in plaats van dit op een spaarrekening te zetten?

Antwoord 8

Tot op heden is er geen sprake van grootschalige onttrekkingen vanuit spaardeposito’s naar contant geld. Indien het rendement op contant geld hoger zou zijn dan de spaarrente die banken aanbieden, zouden huishoudens er in beginsel voor kunnen kiezen om (thuis of elders) contant geld aan te houden. Het staat huishoudens vrij om dit te doen en ik ben niet van plan om dit te veranderen. Bij een eventuele negatieve spaarrente levert het aanhouden van contant geld nog altijd een nominaal rendement van 0% op. Het aanhouden van grote hoeveelheden contant geld brengt echter ook kosten en risico’s met zich mee. Naar verwachting zullen huishoudens dit dan ook afwegen tegen een eventuele negatieve spaarrente.

Vraag 9 en 10

Erkent u dat het voor spaarders bij een bank zuur is dat zij vaak voor een lopende rekening bij diezelfde bank moeten betalen voor de dienstverlening en dat zij nu geconfronteerd worden met geen vergoeding voor hun vertrouwen met betrekking tot spaargeld? Kunt u uw antwoord toelichten?

Wat is de verhouding tussen de ontwikkeling van de kredietrente op leningen en het dalen van de rente die mensen krijgen voor spaargeld?

Antwoord 9 en 10

Ik vind het normaal dat klanten van banken betalen voor de diensten die zij afnemen. Indien spaarders van mening zijn dat de rente die zij ontvangen te laag is, kunnen zij ervoor kiezen om hun spaargeld op andere wijze in te zetten. Hier komt bij dat veel huishoudens ook profijt kunnen hebben van de lage rente, bijvoorbeeld wanneer zij nieuwe leningen afsluiten, overstappen of rentemiddeling toepassen.

Hiervoor is het belangrijk om te kijken naar de ontwikkeling van de rente op leningen en de rente op spaartegoeden. Het ECB bestuurslid Benoît Cœuré heeft medio 2016 een presentatie gegeven met daarin een overzicht van de gemiddelde renteontwikkeling op nieuwe leningen in de eurozone.6 Hierin werd onderscheid gemaakt tussen: a) de rente op hypotheken van huishoudens; b) de rente op bedrijfsleningen; c) de rente op («overnight»)7 deposito’s van huishoudens; d) de rente op («overnight») bedrijfsdeposito’s; en e) de depositorente waartegen banken («overnight») bij de ECB geld in bewaring geven.

In de presentatie van het ECB bestuurslid is zichtbaar dat naast de lagere rente die bedrijven en huishoudens in de eurozone ontvangen, zij voor hun leningen ook aanzienlijk minder rente zijn gaan betalen. Deze cijfers van de ECB zijn overigens openbaar en hieronder in figuur 18 geactualiseerd tot en met februari 2017.9 Op basis van deze openbare cijfers treft u hieronder eenzelfde figuur voor Nederland, waarin een zelfde trend zichtbaar is.


X Noot
3

Kamerstukken II, 2016–2017, 34 563, nr. 4.

X Noot
4

Aanhangsel van de Handelingen, 2015–2016, 2408.

X Noot
7

Hiermee worden girale deposito’s bedoelt, dus niet spaar- of termijndeposito’s waarbij spaargeld voor langere tijd wordt vastgezet (met opzegtermijn).

X Noot
8

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven