Vragen van het lid Rog (CDA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
over de stijging van de studieschuld (ingezonden 10 maart 2017).
Antwoord van Minister Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 4 april
2017)
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Studenten zijn overheid nog 17,9 miljard schuldig»?1
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat de studieschuld van studenten sinds 2015 is opgelopen van 12
miljard naar 17,9 miljard euro?
Antwoord 2
Nee. De studieschuld is gestegen van € 15,8 miljard eind 2015 naar € 17,6 miljard
eind 2016. Deze bedragen rapporteer ik elk jaar in het jaarverslag van OCW. De in
het artikel vermeldde € 17,9 miljard betreft een raming van ISO op het moment van
publicatie, waarbij de door OCW aangeleverde stand van € 17,6 miljard van eind 2016
als basis is gebruikt. Deze geraamde € 17,9 miljard is in lijn met de raming van mijn
ministerie in de begroting voor 2017. Dat de totale studieschuld stijgt is te verwachten
omdat het totale aantal studenten en oud-studenten toeneemt en omdat de studenten
die onder het studievoorschot vallen gemiddeld een hoger bedrag (kunnen) lenen. De
in het artikel genoemde € 12 miljard betreft de studieschuld van alleen oud-studenten
op peildatum 1 juni 2015. Hierin zijn de op dat moment ingeschreven studenten niet
meegenomen.
Vraag 3
Wat vindt u van de hoogte van dit bedrag? Komt het overeen met de ramingen van uw
ministerie voor 2017? Zo nee, hoe verklaart u het verschil?
Antwoord 3
Zie antwoord op de tweede vraag.
Vraag 4
Kunt u aangeven hoe de gemiddelde studieschuld per student is gestegen sinds de invoering
van het leenstelsel? Kunt u tevens aangeven hoe zich dit verhoudt tot de ramingen
van het ministerie?
Antwoord 4
Het vergelijken van de gemiddelde studieschuld per student over de tijd zegt vooral
iets als de groepen vergelijkbaar zijn, bijvoorbeeld als gekeken wordt naar studenten
die zijn afgestudeerd of gestopt met studeren. Het studievoorschot is voor nieuwe
studenten ingegaan per september 2015. Er zijn dus nog bijna geen afgestudeerde of
gestopte studenten die onder het studievoorschot vielen. De gemiddelde studieschuld
van studenten die onder het studievoorschot vallen is nog relatief laag omdat deze
groep nog maar kort studeert. In de monitor beleidsmaatregelen 2016 zal ik nader ingaan
op het leengedrag van de studenten die onder het studievoorschot vallen. Ik verwacht
u deze rapportage in mei te kunnen toesturen.
Vraag 5
Kunt u aangeven hoe de studieschuld zich verhoudt tot de sociaaleconomische achtergrond
van de student?
Antwoord 5
Uit de monitor beleidsmaatregelen 2015 bleek dat in het hbo van de studenten met ouders
zonder ho-opleiding gemiddeld 29 procent leent. Onder de groep studenten met ouders
met een ho-opleiding, was dit 32 procent. Hoe de meest recente cijfers eruit zien,
zal binnenkort duidelijk worden. Ik verwacht u de nieuwe monitor in mei te kunnen
toesturen.
Vraag 6
Kunt u aangeven of de cijfers van 2016, waaruit bleek dat het aantal studenten dat
moest lenen voor de studie was gestegen van 42% naar 62% en dat 40% van de studenten
maximaal leenden, nog steeds kloppen? Zo nee, wat zijn de huidige cijfers?
Antwoord 6
Deze cijfers worden geactualiseerd in de monitor beleidsmaatregelen 2016. Ik verwacht
u deze in mei te kunnen toesturen.
Vraag 7
Kunt u aangeven wat deze hogere schuld betekent voor het aflosquotum van 86,4%? Is
het de verwachting dat deze naar beneden moet worden bijgesteld?
Antwoord 7
We weten nog niet of de gemiddelde studieschuld na afstuderen afwijkt van onze verwachtingen
ten tijde van het studievoorschot. Dat monitor ik nauwlettend en de volgende monitor
verschijnt dit voorjaar. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat de gemiddelde
studieschuld en daarmee de aflosquote zal afwijken van eerdere inschattingen.
Vraag 8
Kunt aangeven wat een hogere studieschuld betekent voor de staatsschuld?
Antwoord 8
De studieschuld maakt onderdeel uit van de staatsschuld, dus een hogere studieschuld
betekent automatisch een hogere staatsschuld.
X Noot
1Nos.nl, 8 maart 2017