Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het herkenbaar uitzenden van beelden ten behoeve van de opsporing (ingezonden 31 januari 2017).

Antwoord van Minister Blok (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 22 maart 2017). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1293.

Vraag 1

Wat is uw reactie op het bericht dat een 68-jarige vrouw een einde aan haar leven heeft gemaakt nadat, met toestemming van justitie, herkenbare camerabeelden zijn uitgezonden die vervolgens op het internet een eigen leven gingen leiden?1

Antwoord 1

Wanneer mensen geen andere uitweg meer zien dan een einde aan hun leven maken, is dit altijd zeer tragisch. Voor de betreffende persoon zelf, maar ook voor de nabestaanden. Dat is nu uiteraard niet anders.

Vraag 2

Welke criteria zijn er precies voor het tonen van herkenbare beelden? Voor welke strafbare feiten wordt dit gedaan en onder welke omstandigheden en voorwaarden?

Antwoord 2

De wijze waarop het Openbaar Ministerie de hulp van het publiek inroept ten behoeve van het opsporen van een (onbekende) verdachte is geregeld in de Aanwijzing opsporingsberichtgeving2. Publicatie van beelden is toegestaan bij strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Bij inzet van het middel worden de belangen van opsporing en vervolging afgewogen tegen de inbreuk die deze inzet maakt op de persoonlijke levenssfeer van de op te sporen persoon. De ernst van het delict, de omstandigheden waaronder het delict is gepleegd, de mogelijkheden om het delict op te helderen met inzet van minder ingrijpende opsporingsmiddelen en de kans op succes spelen daarbij een rol. Tevens wordt daarbij meegewogen dat de beelden door derden verder verspreid kunnen worden buiten de kanalen van politie en justitie om.

Vraag 3

Welke mogelijkheden zijn er om te voorkomen dat beelden, die met toestemming van de politie worden uitgezonden bijvoorbeeld omdat er geen andere mogelijkheden waren voor de opsporing, een eigen leven gaan leiden op internet, met alle mogelijke gevolgen van dien?

Antwoord 3

Het internet biedt veel mogelijkheden om informatie te verspreiden buiten de controle van degene die de informatie in eerste instantie heeft geplaatst. Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven wordt dit door politie en OM eveneens meegewogen bij de beslissing beelden te publiceren. Nadat een verdachte is geïdentificeerd, worden de beelden die door of onder regie van politie en OM zijn gepubliceerd zo spoedig mogelijk verwijderd. Dat is ook in dit geval gebeurd. Met betrekking tot door derden verder verspreide beelden zijn de mogelijkheden tot verwijdering beperkt, met name als die verdere verspreiding niet door middel van links naar de vrijgegeven beelden plaatsvindt maar door middel van door derden zelf gedownloade beelden.

Vraag 4

Wat is uw reactie op de opmerkingen van Officier van Justitie Pols3 en criminoloog Van Erp?4

Antwoord 4

Bij de inzet van opsporingsberichtgeving worden in alle zaken de belangen van proportionaliteit en subsidiariteit gewogen. De ondergrens voor inzet ligt bij misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Juist in zaken die dichter bij de ondergrens liggen wordt nadrukkelijker bezien of de inzet van het middel en de inbreuk die erdoor wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene in de gegeven omstandigheden proportioneel is. Deze omstandigheden kunnen gelegen zijn in de situatie waaronder het delict is gepleegd en de persoon van het slachtoffer. Daarnaast wordt altijd meegewogen welke inspanningen al zijn verricht om het delict op te helderen en of minder ingrijpende mogelijkheden resteren om het delict op te lossen.

Vraag 5

Bent u van plan de criteria en voorwaarden voor het herkenbaar tonen van beelden door opsporingsprogramma's opnieuw te bekijken en deze zo nodig aan te scherpen? Zo niet, waarom niet?

Antwoord 5

De criteria en voorwaarden voor inzet van opsporingsberichtgeving worden op dit moment in het kader van de actualisering van de Aanwijzing opsporingsberichtgeving al opnieuw bezien. Daarin worden alle ervaringen met de inzet van opsporingsberichtgeving meegenomen. Aanvullend op de aanwijzing wordt ook een instructie voor het OM opgesteld waarin nader wordt ingegaan op de te maken afwegingen en het te hanteren beleidskader. De vernieuwde aanwijzing en de instructie zullen naar verwachting voor de zomer 2017 in werking treden.


X Noot
2

wetten.overheid.nl/BWBR0032929/

X Noot
3

«Bij moord en doodslag is evident dat er wat moet gebeuren. Hebben we de boef op beeld? Doen, spijkerhard. Maar winkeldiefstallen... Juist daar worden die discussies heel intens en stevig gevoerd. Privacy speelt een ongelofelijk grote rol. Dit was niet bepaald de moord op John F. Kennedy.»

X Noot
4

Criminoloog Judith van Erp vindt dat de «proportionaliteit» volstrekt weg is.«Het heeft er schijn van dat heel makkelijk voor het uitzenden van de beelden is gekozen; dan hebben we de zaak maar opgelost. Ik zie hier geen beroepscrimineel aan het werk, ik zie een impulsieve daad. En is het een zwaar delict? Als je weet hoe makkelijk beelden via internet worden verspreid en de gevolgen daarvan, dan lijkt me dit niet de goede manier.»

Naar boven