Vragen van het lid Bashir (SP) aan de Staatssecretaris van Financiën over de ongevraagde voorlopige aanslag 2017 en de vermogensrendementsheffing (ingezonden 23 januari 2017).

Antwoord van Staatssecretaris Wiebes (Financiën) (ontvangen 2 maart 2017)

Vraag 1

Over hoeveel procent rendement wordt iemand met een grondslag sparen en beleggen van 75.000 euro aangeslagen sinds 1 januari 2017?

Antwoord 1

Zoals gemeld aan uw Kamer in mijn brief van 20 september 20161 bedraagt het rendementspercentage over een grondslag sparen en beleggen van € 75.000 gedurende dit kalenderjaar 2,871%. Dit rendementspercentage is opgebouwd voor 67% uit het rendementspercentage van rendementsklasse I (sparen) van 1,63% en voor 33% uit het rendementspercentage van rendementsklasse II (beleggen) van 5,39% zodat het totale percentage 2,871% bedraagt. Door het tarief in box 3 van 30% is de te betalen belasting 0,8613% van een grondslag sparen en beleggen van € 75.000.

Vraag 2, 3 en 8

Hoe reëel is deze veronderstelling in uw ogen, wanneer het gaat om iemand die dit geld op een spaarrekening heeft staan?

Waarom belast u een rendement dat, zeker voor spaarders, niet haalbaar is?

Kan u zich voorstellen dat belastingplichtigen zich ergeren aan het feit dat zij maandelijks via de voorlopige aanslag 2017 worden aangeslagen voor een rendement dat ze niet (kunnen) halen? Wat is hiervoor uw oplossing?

Antwoord 2, 3 en 8

De wijzigingen in de systematiek van box 3 met ingang van 1 januari 2017 zijn een eerste stap naar een heffing die beter aansluit op het werkelijke rendement. In die nieuwe systematiek is het forfaitaire rendement bepaald aan de hand van de gemiddeld in de voorgaande jaren gerealiseerde rendementen op sparen en beleggen. Deze rendementen worden jaarlijks aangepast aan de hand van de meest actuele gegevens. Daarnaast wordt op basis van de gemiddelde vermogensmix van belastingplichtigen het vermogen opgedeeld in een spaardeel en een beleggingsdeel. Deze verdeling is gebaseerd op de gemiddelde samenstelling van het box 3-vermogen van alle belastingplichtigen in het belastingjaar 2012. Voor belastingplichtigen met een box 3-vermogen van minder dan € 100.000 is het gemiddelde spaardeel in die mix met 67% substantieel. Daardoor daalt het forfaitaire rendement voor deze groep ten opzichte van 2016 met ongeveer 1,13 procentpunt (van 4% naar 2,871%). Met een combinatie van sparen en beleggen – zoals de gemiddelde vermogensmix veronderstelt – is dit rendement ook in 2015 en 2016 haalbaar. In de komende jaren daalt het forfaitaire rendement – door de herijkingssystematiek – voor deze groep verder in het geval de spaarrente laag blijft. Een forfaitaire benadering gaat wel gepaard met een zekere grofheid en het forfaitaire rendement kan hoger of lager uitkomen dan het werkelijk behaalde rendement.

De voorlopige aanslag 2017 is bedoeld om het bedrag waarop de definitieve aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld gespreid te kunnen betalen. Door de wijzigingen per 1 januari 2017 zal ook de voorlopige aanslag gemiddeld beter aansluiten bij het werkelijk behaalde rendement. Dit systeem is in de ogen van het kabinet slechts een tussenstap. Het belasten van het werkelijke rendement is het uiteindelijke doel.

Vraag 4

Hoeveel vermogen is er in 2016 van box 3 naar een bv verhuisd? Hoeveel vermogen verhuist er normaliter jaarlijks van box 3 naar een bv?

Antwoord 4

Uit de systemen van de Belastingdienst valt niet te herleiden of in bv’s ingebracht vermogen afkomstig is uit box 3.

Vraag 5, 6 en 7

Wat wordt er door de Belastingdienst gedaan aan de vele belastingadvieskantoren die sluipwegen bieden om de box 3-heffing te ontlopen?

Wat vindt u ervan dat belastingbetalers die het geld hebben voor belastingadvies en zich tot een van deze belastingadvieskantoren kunnen wenden minder belasting betalen over hun vermogen, en dat andere belastingbetalers die de weg naar een belastingadvieskantoor financieel niet kunnen vinden meer belasting moeten betalen over hun vermogen? Vindt u dit eerlijk? Zo nee, wat gaat u eraan doen om deze ongelijkheid aan te pakken?

Deelt u de mening dat, zolang de belastingdruk op vermogensrendement buitenproportioneel is, belastingplichtigen op zoek gaan naar sluipwegen om deze belasting te ontlopen? Beïnvloedt dit naar uw mening de belastingmoraal, vooral die van mensen die geen sluipweg kunnen bewandelen omdat ze het geld niet hebben? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 5, 6 en 7

Zolang belastingplichtigen zich houden aan de wet- en regelgeving is er niets mis met het inwinnen van advies bij een belastingadvieskantoor. Daarnaast zijn en blijven belastingplichtigen zelf verantwoordelijk voor het doen van hun aangifte, ook als zij advies inwinnen bij een advieskantoor.

Daarom vindt bij ongeoorloofde constructies handhaving in eerste instantie plaats bij de belastingplichtige zelf. De Belastingdienst houdt overigens ook toezicht op advieskantoren. Belastingadviseurs die ongeoorloofde constructies adviseren komen bijvoorbeeld in beeld naar aanleiding van een correctie bij één van hun klanten, maar ook als een bepaalde constructie vaker voorkomt bij klanten van één adviseur. In de praktijk gaat het om een kleine groep van adviseurs. Deze adviseurs kunnen rekenen op extra aandacht en verscherpt toezicht. Na overleg met de boetefraudecoördinator kunnen deelnemingsvariantboetes worden opgelegd of vindt strafrechtelijke vervolging plaats.

De Coördinatiegroep Constructiebestrijding (CCB) van de Belastingdienst houdt zich bezig met ongeoorloofde en geoorloofde constructies. Indien er, bijvoorbeeld vanuit de CCB, signalen komen dat bepaalde sluiproutes regelmatig gebruikt worden door adviseurs, wordt er in samenwerking tussen de Belastingdienst en het Ministerie van Financiën onderzocht of er aanleiding is voor een wijziging van wet- en regelgeving.


X Noot
1

Kamerstuk 34 550 IX, nr. 5.

Naar boven