Vragen van de leden De Graaf, Helder en Wilders (allen PVV) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelenheid en van Veiligheid en Justitie over het bericht «Cel voor gijzelen importbruid» (ingezonden 26 januari 2017).

Antwoord van Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie (ontvangen 22 februari 2017).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Cel voor gijzelen importbruid» en de laatste zin in dat bericht, die luidt: «Het huwelijk is inmiddels door een shariarechtbank in Nederland ontbonden»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat Nederlands recht nooit vervangen of aangevuld mag worden door (delen van) het islamitisch recht? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Er kan in Nederland geen sprake zijn van een parallelle rechtstructuur.

Vraag 3

Deelt u de mening dat Nederland moet deïslamiseren, in plaats van verder islamiseren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Van islamisering, het organiseren van de maatschappij volgens islamitische principes, is geen sprake. Religieuze organisaties oefenen in Nederland geen overheidsmacht uit. Daarnaast gelden de wetten, regels en vrijheden van onze Nederlandse rechtsorde voor eenieder. Daartoe behoort ook de vrijheid van godsdienst. Dit houdt in dat eenieder het recht heeft zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet. Alle religies worden daarbij gelijk behandeld.

Vraag 4

Hoeveel shariarechtbanken zijn er in Nederland?

Antwoord 4

Voor zo ver bekend zijn er geen shariarechtbanken in Nederland.

Vraag 5

Bent u bereid alle organisaties waar adviezen worden gegeven en oordelen worden geveld op basis van het islamitische recht, direct te (laten) ontbinden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Op grond van artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank op verzoek van het Openbaar Ministerie een rechtspersoon waarvan de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde verboden verklaren en ontbinden. Het is aan het Openbaar Ministerie om te bepalen of een verzoek ex artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek opportuun is. Het Openbaar Ministerie heeft laten weten dat indien daartoe aanleiding bestaat, zij de mogelijkheid om bij de rechtbank een verzoek in te dienen zal overwegen.


X Noot
1

Telegraaf, 25 januari 2017

Naar boven